De omkeringen van een drieklank kunnen 'eerste
omkering' (als de terts van de drieklank onderin ligt) en 'tweede
omkering' worden genoemd (als de kwint van de drieklank onderin
ligt). Maar het is gebruikelijker om andere benamingen te gebruiken. Bij
deze benaming zijn de intervallen op de laagste toon
het
uitgangspunt. Deze verschillen immers steeds:
grondligging: |
eerste omkering: |
tweede omkering: |
terts en kwint op de laagste toon |
terts en sext op de laagste toon |
kwart en sext op de laagste toon |
|
of weergegeven in cijfers: |
grondligging: |
eerste omkering: |
tweede omkering: |
5/3 |
6/3 |
6/4 |
|
In plaats van het begrip omkering wordt bij akkoorden daarbij vaak het
begrip ligging gebruikt. De eerste omkering
kan dan worden genoemd: tertssextligging; gebruikelijker is om dit af te
korten tot sextligging. De
tweede omkering wordt kwartsextligging
genoemd. De grondligging zouden we in principe tertskwintligging kunnen
noemen - maar dat is zeer ongebruikelijk. In plaats van sextligging en
kwartsextligging wordt ook vaak 'sextakkoord'
en 'kwartsextakkoord'
gezegd (maar niet: 'grondakkoord'..).
Ook bij de cijfer-schrijfwijze wordt meestal
niet alles vermeld: een sextligging wordt meestal aangeduid met 6, een
kwartsextligging met 6/4, en een grondligging met geen enkel cijfer.
De eerste drieklank in het voorbeeld hieronder
kan men noemen: 'grote drieklank van F in sextligging', of - iets korter
- 'sextakkoord F-groot'. De tweede drieklank hieronder kan men noemen 'kleine
drieklank van c in kwartsextligging', of 'kwartsextakkoord c-klein'. Of,
met cijfers: 6-akkoord F groot; 6/4-akkoord c-klein. |