a. maatsoort, teleenheid, zware en lichte tellen
Zie ook de eerste twee paragrafen van de tekst
'inleiding
analyse en harmonie' op deze site
(link wordt in nieuw venster geopend).
Daar staat een vergelijkbare, maar iets uitgebreidere
uitleg.
|
Een teken voor een bepaalde maatsoort
bestaat
uit twee getallen, boven elkaar genoteerd:
-
het bovenste getal geeft aan hoeveel tellen er in de maat
zitten
-
het onderste getal geeft aan welke noot-soort (kwartnoot, halve
noot, achtste noot etc.) als teleenheid wordt
gebruikt
Beide getallen samen geven de maatsoort aan. Dus betekent bijvoorbeeld
|
een maat van vier tellen, met de kwartnoot als teleenheid: |
|
|
een maat van drie tellen, met de kwartnoot als teleenheid: |
|
|
een maat van zes tellen, met de achtstenoot als teleenheid: |
|
Op de achtergrond van de muziek blijven teleenheid en maatsoort altijd
hoorbaar: onafhankelijk van de vraag welke notenwaardes
precies worden gebruikt, blijft hoorbaar hoe snel de tel gaat, en
hoeveel
tellen er in de maat zitten.
Dit komt ook omdat er verschillende
patronen
van tellen zijn: een 3/4-maat bijvoorbeeld wordt op een andere manier gevoeld
en geteld dan een 4/4-maat: een 3/4 bijvoorbeeld als 'een - twee
- drie / een - twee - drie', een 4/4 bijvoorbeeld als 'een -
twee
- drie - vier / een - twee -drie - vier' of als 'een - twee
- drie - vier / een - twee - drie - vier'. Met andere
woorden: binnen een maat is sprake van één of meerdere
accenten:
sommige tellen worden als zwaar (mét
accent), andere als
licht (zonder accent)
ervaren.
Het patroon van lichte en zware tellen wordt, samen met het regelmatig
doorlopen van de tellen, het metrum genoemd.
Metrum is dus eigenlijk: groepering van
de tellen in een maat. En de maatsoort is in feite een weergave van een
bepaalde vorm van metrum.
De accenten in een maatsoort worden - in tegenstelling
tot
andere
soorten accenten - metrische accenten
genoemd. Het regelmatig doorlopen van de tellen in een maat wordt ook wel
de puls genoemd.
De maatstreep staat bijna altijd voor de
zwaarste, namelijk de eerste tel. In plaats van 'tel' spreekt men in dit
verband ook wel van maatdeel. Overigens betekenen
de woorden 'licht' en 'zwaar' niet dat bijvoorbeeld in een 2/4 maat
de eerste tel harder wordt gespeeld dan de tweede. 'Zwaar' betekent in
dit verband eerder zoveel als: zwaartepunt, rustpunt, einde, begin. Als
het 'zware' van bijvoorbeeld een eerste tel bij de uitvoering van een stuk
al hoorbaar wordt gemaakt gebeurt dit bijvoorbeeld door deze eerste
tel een klein beetje te verlengen, en meestal niet door middel van dynamiek.
Onder dynamiek wordt verstaan
hoe hard of zacht op een bepaald moment wordt gespeeld. Dynamiek kan worden
aangeduid door middel van italiaanse termen als forte (hard), piano
(zacht), mezzoforte (een beetje hard, 'middelhard'), mezzopiano, fortissimo
(erg hard), pianissimo etc. Vaak worden deze termen afgekort: bijvoorbeeld:
f
, p , mf , mp , ff , pp.
Een enkel dynamisch accent
kan bijvoorbeeld worden aangegeven met een accentteken: > , of met de combinatie
fp
.
Verder wordt vaak gebruik gemaakt van overgangsdynamiek:
eeen frase begint bijvoorbeeld hard en eindigt zacht(er). Harder worden
kan worden beschreven met de italiaanse term crescendo (=groeien),
zachter worden met decrescendo of diminuendo (=kleiner worden).
Ook
deze termen kunnen worden afgekort: cresc, decresc, dim.
Vaak wordt ook voor cresc. het teken
gebruikt, en voor decrescendo
. |
|