toonsoort bepalen
De toonsoort van een muziekstuk kan over het algemeen
afgeleid worden van de voortekening
aan het begin: een stuk met drie mollen staat in de regel in hetzij Es
groot, hetzij c klein. Het
verschil tussen majeur en mineur is in de meeste gevallen te zien doordat
in mineur een kunstmatige
leidtoon wordt gebruikt. Als er drie mollen aan de sleutel staan,
maar in het stuk wordt de bes regelmatig hersteld tot b (eventueel in combinatie
met een herstelde as) is de toonsoort c-klein, en niet Es-groot: een b
is - als leidtoon - in c-klein veel waarschijnlijker dan in Es-groot. Als
er dus (ander voorbeeld..) twee kruisen aan de sleutel staan kan de toonsoort
D-groot of b-klein zijn, maar als in het stuk regelmatig de a wordt verhoogd
tot ais is de toonsoort hoogstwaarschijnlijk b-klein: ais is immers de
leidtoon in b-klein.
Los van de zogenaamde vaste
voortekening (=de kruisen of mollen aan de
sleutel) wordt in veel stukken gebruik gemaakt van incidentele
voortekens: zo nu en dan wordt een toon verhoogd
of verlaagd. In dat geval is prake van chromatiek:
een toon van de toonsoort wordt veranderd in een verhoogde of verlaagde
toon. Zo is bijvoorbeeld een (tijdelijke) fis in C-groot een chromatische
toon. Of een es in G-groot, een bes in a-klein,
een dis in d-klein etc. Dergelijke
tonen hoeven niet automatisch te betekenen dat de toonsoort verandert:
zeker als het bij een 'incident' blijft kunnen we dergelijke tonen waarnemen
als chromatische tonen binnen
de oorspronkelijke toonsoort.
Een paar voorbeelden (je kunt deze het beste eerst
zelf doorlezen, en pas beluisteren als je de toonsoort hebt bepaaald..) |