Ik denk dat er twee opvatttingen mogelijk
zijn over de structuurindeling van het eerste thema van dit deel.
Ik schets ze in het kort hieronder:
Opvatting 1:
Het eerste thema eindigt in maat 21, met een half slot. Dat
is niet ongebruikelijk rond 1800; na het half slot aan het eind van het
thema wordt dan in de overgangszin (bij deze interpretatie: de maten 22-58)
meestal gemoduleerd naar de toonsoort van het tweede thema.ann
Aan het eerste thema valt dan o.a. het volgende op:
-
Afgezien van de 'klaroenstoten' in de eerste vijf maten (waarin het 'motto'
van het hele eerste deel eenstemmig wordt neergezet) is het thema een zeer
duidelijke Satz: We zien twee groepen van 4 maten, model en sequens (samen:
presentatie), en vervolgens een groep van 8 maten waarin eerst wordt verkort
( 2+2), en tenslotte wordt toegewerkt naar het half slot in maat 21. De
tweede
helft van de Satz vormt dus een kleine Satz op zichzelf. De structuur
van het hele eerste thema laat zich dan weergeven in dit schema:
( 2
+ 3
) +
( 4
+ 4
) +
( 2 +
2 ) +
4
model
sequens
model sequens
model herhaling
slot
|____________________________________________|
kleine Satz (herhalings-Satz)
|______________________| |__________________________________________________________________________|
'motto'
Satz (ontwikkelings-Satz) |
De harmonie van het thema is in feite erg eenvoudig. Alleen de eerste vijf
maten zijn harmonisch wat lastig te duiden, doordat unisono wordt
gespeeld. En het meest 'complexe' akkoord is #IVdv6, van waaruit helemaal
aan het eind van het thema V wordt bereikt (en daarmee: het half slot).
Zie de maten 20/21
In een aantal andere voorbeelden bij deze paragraaf VOETNOOT wordt aan
het eind van een overgang een gealtereerd akkoord ingezet om de dominant
van de nieuwe toonsoort te benadrukken. Het is aardig om te zien dat dit
in Beethoven's Vijfde juist niet gebeurt: Na een enharmonische modulatie
in de maten 52-56 eindigt de overgang op V6/5 In Es groot (en de enharmonische
modulatie gaat via het verminderd septimeakkoord):
|
c klein: |
|
Es groot: |
|
A
Fis
Es
C |
= enharmonisch: |
A
Ges
Es
C |
|
(VII4/3) --> V |
|
(VII6/5) --> V |
Opvatting 2:
Het eerste thema eindigt pas in maat 44, met een heel slot. Ook
dit komt natuurlijk rond 1800 vaak voor. De belangrijkste redenen om de
maten 22-44 bij het thema te rekenen zijn
-
Er wordt duidelijk gereageerd op, en ontwikkeld vanuit de voorafgaande
21 maten
-
Er wordt tot maat 44 nog niet gemoduleerd
-
De maten 22-44 kunnen, omdat ze eindigen met een heel slot in c klein (en
omdat er een half slot in 21 stond) worden gezien als nazin
van een grote periode van 44 maten (of 36, als we de maten 1-5 en
22-24 buiten beschouwing laten).
De interne stuctuur van 21-44 laat zich bijvoorbeeld zo beschrijven:
(
3
) +
( 4
+ 4
) +
( 2 +
2 ) +
7
( 1 + 1 + 1 + 1 + 1 + 1 + 1 )
model herhaling
model sequens
verkortingen / stijgende sequensjes / slot
|____________________________________________|
Satzachtig
|_________________|
|______________________________________________________________________________|
'motto'
(op andere
Satzachtig (lijkt herhalings-Satz)
toonhoogte, ingekort) |
Als we aannemen dat het thema tot maat 44 loopt is de overgangszin verhoudingsgewijs
erg kort: slechts 15 maten.ann
En we zouden de structuur van het hele eerste thema dan als volgt kunnen
samenvatten:
5
+
16
+
3
+
20
'motto'
Satz
'motto'
Satzachtig
|_______________________________________|
|_______________________________________________|
voorzin
nazin
|
|
vormen samen een periode; deze wordt bij wijze van spreken
'ingeleid' en onderbroken
door het 'motto' |
|