|
Het gedeelte E. chromatiek is bij lange nog niet af.
Tot nu toe is alleen het volgende beschikbaar: gealtereerde akkoorden
/ paragrafen 1-3, 5 en een stukje van 9 |
|
|
SWITCH
TO THE ENGLISH VERSION |
1. algemeen
Het is handig om voor de eigenlijke bespreking van gealtereerde akkoorden
even stil te staan bij de begrippen alteratie en gealtereerde
toon. Dit omdat de term 'gealtereerd' in de context van gealtereerde
akkoorden op een specifieke manier wordt gebruikt, die niet helemaal overeenkomt
met de algemene betekenis van de term.
Een gealtereerde toon is: een laddervreemde toon in een bepaalde
toonsoort; het begrip alteratie is daarom altijd verbonden met
tonale
of
modale
muziek: In de toonsoort G groot is de Dis een gealtereerde toon, evenals
de As. Hierbij moet worden aangetekend dat we sommige alteraties in de
majeur- of mineurtoonsoort ook anders kunnen benoemen: zo kennnen we de
verlaagd zesde toon in majeur ook als molldur-sext, en de
verhoogd zesde toon in mineur als durmoll-sext. Deze
alteraties maken dan deel uit van de zgn. uitgebreide diatoniek: de
vorm van diatoniek waarbij de majeur- en gelijknamige mineurtoonsoort worden
'gemengd'.ann
Zo is bijvoorbeeld de toon Es: b6^ in G groot, en als als het ware 'geleend'
uit de gelijknamige mineurtoonsoort; de toon E in g klein is #6^, en als
het ware geleend uit de gelijknamige majeurtoonsoort. Ook het gebruik van
de majeurterts in mineur (b3^ in majeur), resp. de mineurterts in majeur
(#3^ in mineur) is soms te beschouwen als onderdeel van de uitgebreide
diatoniek, namelijk als ze worden 'geleend' uit de gelijknamige toonsoort.ann
Door sommigen wordt zelfs b2^ann
(in bII / Napels) beschouwd als onderdeel van de uitgebreide diatoniek.
Zie voorbeeld 1:
|
voorbeeld 1 |
|
 |
Maar
dat een akkoord een of meer gealtereerde tonen bevat betekent niet
automatisch dat het gaat om een gealtereerd akkoord. In de meeste
gevallen gaat het om een 'gewoon' akkoord: Het komt weliswaar niet voor
in de toonsoort waarin we ons bevinden, maar komt wel laddereigen voor
in een of meer andere toonsoorten. Het is dus als het ware 'geleend'. Als
het niet gaat om akkoord dat kan worden verklaard vanuit de uitgebreide
diatoniek, gaat het meestal om een tussendominant of tussensubdominant.
Bijvoorbeeld:
|
|
|
-
Het akkoord G-B-D-F is in G groot en in G klein 'laddervreemd' -
in G groot is de F een verlaging (dus: alteratie); in g klein is de B een
verhoging (dus eveneens een alteratie). Maar het akkoord komt wel (bijvoorbeeld)
laddereigen voor in C groot en c klein (als Ve trap). In G groot en g klein
is het akkoord meestal te verklaren als tussendominant:
|
 |
|
|
|
|
-
Het akkoord C-Es-Ges-Bes is in C groot en c klein 'laddervreemd'
- in C groot zijn Es, Ges en Bes alteraties, in c klein is de Ges een alteratie.
Maar het akkoord komt wel (bijvoorbeeld) laddereigen voor in bes klein
(als IIe trap) en in Des groot (als VIIe trap). In C groot en c klein is
het akkoord waarschijnlijk te verklaren als tussensubdominant:
|
 |
|
De gealtereerde akkoorden daarentegen
vormen samen een aparte groep; dit betekent dat gealtereerde
akoorden gemeenschappelijke kenmerken hebben waarmee ze zich onderscheiden
van alle andere akkoorden, endat we ze, als groep, precies kunnen defini?ren:
-
De meest algemene definitie van een gealtereerd akkoord is: een akkoord
dat in geen enkele toonsoort laddereigen voorkomt..Dat betekent
dat veel akkoorden die een gealtereerde toon bevatten, daarmee nog
geen gealtereerd akkoord zijn.ann
-
Dat
een akkoord laddervreemd is in iedere toonsoort, wordt uiteraard
bepaald door zijn intervalstructuur. Met andere woorden: tenminste ??n
van de intervallen waaruit het akkoord bestaat is in geen enkele toonsoort
(laddereigen) te plaatsen. Als we ons afvragen om welk interval het
gaat, blijkt dat de meeste, zelfs de meeste dissonante intervallen 'plaatsbaar'
zijn. Zo kunnen we een verminderd septime goed plaatsen tussen 7^ en 6^
in mineur (of tussen 7^ en 6^md in majeur), een verminderde kwint tussen
7^ en 4^ in majeur of mineur, en tussen 2^ en 6^ in mineur. Zelfs een verminderde
kwart is te plaatsen, zij het alleen tussen 7^ en 3^ in mineur:ann
|
voorbeeld 3 |
|
 |
-
Er is ??n uitzondering,en dat is de verminderde terts (en
natuurlijk zijn omkering, de overmatige sext). De tonen Dis
en F bijvoorbeeld komen samen in geen enkele toonsoort laddereigen voor:
als we deze tonen samen in C groot of a klein gebruiken is de toon
Dis een verhoging, als ze in e klein plaatsen, is de toon F een verlaging:
|
voorbeeld 4 |
|
 |
Dit betekent dat alleen akkoorden die een verminderde terts
bevatten
als een gealtereerd akkoord zijn te beschouwen. De verminderde
terts bevndt zich dan tussen grondtoon en terts, tussen terts en kwint,
of (bij septimeakkoorden) tussen kwint en septime van het akkoord. Bijvoorbeeld:
|
voorbeeld 5 |
|
 |
voorbeeld 6 |
|
 |
Bij de verminderde
terts op #4^ ligt een mineurtoonsoort iets meer voor de hand dan
een majeurtoonsoort, omdat in mineur slechts een toon gealtereerd is (namelijk
#4^), en in majeur twee (namelijk #4^ en b6^). Maar dit betekent geenszins
dat akkoorden met deze verminderde terts niet in majeur zouden voorkomen.
Ook bij de verminderde terts op 7^ ligt een mineurtoonsoort meer voor de
hand dan majeur: de verlaging van 2^ is in een mineurtoonsoort een 'normaler'
verschijnsel dan in majeur (in majeur ontstaat immers tussen b2^ en 3^
een overmatige secunde). Ook hier geldt: Dit sluit het gebruik van akkoorden
met de verminderde terts op 7^ in majeur geenszins uit.
|
De verminderde terts
verschijnt in de meeste gevalllen omgekeerd in een akkoord, dus
als overmatige sext. En de onderste toon van de overmatige sext ligt dan
bovendien meestal in de bas:
|
voorbeeld 7 |
|
 |
|
|
Akkoorden met dezelfde overmatige sexten kunnen er dan
bijvoorbeeld zo uitzien: |
|
|
 |
Als
je weet waar in de majeur- en mineurladder een verminderde terts kan staan,
kun je in principe de bijbehorende akkoorden zelf bedenken. Houd rekening
met het volgende:
-
akkoorden met een verminderde terts tussen hetzij #4^ en (b)6^
of tussen (#)7^ en b2^ zijn altijd in hun geheel ontleend aan
de mineurtoonsoort, dus ook als ze in majeur worden gebruikt.
Ofwel: als in deze akkoorden de terts en/of de sext van de toonsoort voorkomt,
gaat het altijd om een kleine terts of kleine sext.ann
-
de verminderde terts die oplost naar 3^ staat in majeur en mineur
op een verschillende hoogte; dat is logisch, want 3^ in majeur is een grote
terts
vanaf de grondtoon, en in mineur een kleine. Anders gezegd (zie
de voorbeelden 6 en 7): de toon Fes is in C groot nauwelijks mogelijk (we
zouden hem waarschijnlijk horen als E); hetzelfde geldt voor de toon Dis
in c klein (die we waarschijnlijk als Es zouden horen).
In
de volgende paragrafen ga ik allereerst in op de akkoorden die samenhangen
met de verminderde terts tussen #4^ en (b)6^, omdat die verreweg het meeste
voorkomen. Later komen ook de andere verminderde tertsen, met bijbehorende
akkoorden, ter sprake.
|
|