home
muziektheorie > algemene muziekleer > 'gebruiksaanwijzing'

 
toonsoorten en toonladders toonsoort bepalen
intervallen akkoord benoemen
drieklanken maat en ritme
dominant septimeakkoord akkoorden benoemen / noteren / enharmoniseren


2. voortekens toevoegen / opbouw van majeur- en mineurladders

Gegeven is een reeks tonen, een toonsoort en de rol van de eerste toon van de tonenreeks in die toonsoort. Bijvoorbeeld:
 

  • gegeven is de toonreeks hier rechts -->
  • gegeven is: de toon d is de vijfde toon van een majeurladder 
Het handigst is om nu eerst de grondtoon  van de toonsoort te bepalen; in dit geval ligt de grondtoon een reine kwint onder de toon d - en is dus g. De toonsoort is dus G groot. Dit betekent dat een kruis moet worden geplaatst (de fis). De oplossing is dus: 
of:
 
  • gegeven is de toonreeks hier rechts -->
  • gegeven is: de toon d is de zesde toon van een harmonische mineurladder
Het handigst is weer om eerst de grondtoon  van de toonsoort te bepalen; in dit geval ligt de grondtoon een kleine sext onder de toon d - en is dus fis. De toonsoort is dus fis klein. Dit betekent dat 3 kruisen moeten worden geplaatst ( fis, cis en gis). Bovendien moet de zevende toon van de toonsoort worden verhoogd omdat het gaat om een harmonische mineurladder. De zevende toon is de toon e, die moet worden verhoogd tot eis. De oplossing is dus: 
Belangrijk voor de oplossing van deze opgave is - zoals misschien al blijkt uit bovenstaande voorbeelden - dat je weet hoe de ladders majeur, en natuurlijk, harmonisch en melodisch mineur zijn opgebouwd:
De majeurladder en de natuurlijke mineurladder zijn beide diatonisch, wat zoveel wil zeggen als dat ze beide zijn opgebouwd uit vijf hele- en twee halvetoons-afstanden. Zie de voorbeelden hieronder (de toonsoorten C groot en a klein):

  • De halve tonen in een majeurladder bevinden zich tussen de derde en vierde toon, en tussen de zevende toon en de grondtoon
  • De halve tonen in een natuurlijke mineurladder bevinden zich tussen de tweede en derde, en vijfde en zesde toon
Door deze verschillende verdeling van halve tonen heeft de majeurladder een grote terts, en de mineurladder een kleine terts (op de grondtoon): vandaar dat we ook spreken van grote terts- en kleine terts-toonladders (of nog korter: 'groot' en 'klein'), in plaats van van majeur en mineur.

De zevende toon in majeur wordt ook wel leidtoon genoemd. Als deze toon in een melodie voorkomt, heeft de melodie namelijk meestal de neiging daarna naar de grondtoon te gaan: de leidtoon 'leidt naar' de grondtoon - we zeggen dan overigens meestal: 'lost op naar de grondtoon'. Een leidtoon ligt altijd een halve toon onder de toon waarnaar hij oplost. In het voorbeeld hierboven is te zien dat in natuurlijk mineur geen leidtoon voorkomt: de afstand van de zevende toon naar de grondtoon is immers een hele toon. Vaak bestaat echter ook in mineur wel degelijk behoefte een leidtoon te gebruiken, bijvoorbeeld om duidelijk op de grondtoon te kunnen afsluiten. De leidtoon in mineur kan dan worden toegevoegd, door verhoging van de zevende toon
Vergelijk bijvoorbeeld onderstaande melodietjes met elkaar: het is duidelijk te horen dat het tweede melodietje duidelijker, 'krachtiger' afsluit dan het eerste. Klik op het muziekvoorbeeld om te beluisteren:
Als in een mineur-toonsoort de zevende toon wordt verhoogd spreken we van een harmonischemineur-ladder. 
En door verhoging van deze toon veranderen uiteraard de afstanden tussen de tonen in de ladder: tussen de zesde en zevende toon is de afstand nu anderhalve toon, tussen de zevende toon en de grondtoon een halve toon; de harmonische ladder bevat dus op drie plaatsen een halve-toons-afstand:
Het is vaak niet wenselijk dat tussen de zesde en zevende toon zo'n grote afstand ontstaat. 
Vandaar dat vaak niet alleen de zevende, maar ook de zesde toon wordt verhoogd; dan ontstaat de melodische mineur-ladder.
Maar: bij een melodische mineur-ladder wordt een verschil gemaakt tussen de stijgende en de dalende vorm : in de stijgende ladder worden de zesde en zevende toon verhoogd - maar de dalende ladder is gelijk aan de natuurlijke mineur-ladder, en heeft dus geen verhogingen:
Terugkomend op de vraaagstelling bij vraag 2 van het toelatingsexamen: als naar een mineur-toonsoort wordt gevraagd speelt ook het verschil tussen de drie vormen van mineur (natuurlijk, harmonisch,melodisch) een rol. Zo is de toon b (zie de toonreeks in het voorbeeld hieronder) de zevende toon van c-klein harmonisch en melodisch mineur, maar ook bijvoorbeeld de zevende toon van cis klein natuurlijk mineur:
  • gegeven is de toonreeks hier rechts -->
  • gegeven is: de toon b is de zevende toon van een harmonische mineurladder 
Het handigst is om nu eerst de grondtoon  van de toonsoort te bepalen; in dit geval ligt de grondtoon een halve toon boven de toon b - en is dus c. De toonsoort is dus c klein. Dit betekent dat drie mollen moeten worden geplaats (bes, es en as), maar dat de bes moet worden hersteld tot b. De oplossing is dus: --> 

   Als dezelfde toonreeks wordt gegeven, maar gevraagd wordt naar de stijgende melodische mineurladder (waarvan b de zevende toon is), is de toonsoort eveneens c klein; maar nu moet niet alleen de bes, maar bovendien de as worden hersteld: -->

   Als dezelfde toonreeks wordt gegeven, maar gevraagd wordt naar de natuurlijke mineur-ladder (waarvan b de zevende toon is), ligt de grondtoon een hele toon boven de b, en is dus cis. Dit betekent dat de toonsoort cis klein is, en dat vier kruisen moeten worden geplaatst (fis cis gis en dis). Er wordt geen toon verhoogd: -->

< naar het vervolg van dit hoofdstuk >