home
muziektheorie > analyse  > een paar opmerkingen over sonates van Poulenc
 
algemeen
 
Bij het beluisteren en bekijken van stukken als de sonates voor fluit/piano en klarinet/piano bekruipt ons het gevoel dat we te te maken te hebben met
  • stukken die te begrijpen zijn als tonaal, dat wil zeggen: gebruik maken van een tooncentrum
  • muziek met vrij vaak snelle verandering van tooncentrum; het lijkt daardoor, in ieder geval op het eerste gezicht, alsof niet gestreefd wordt naar zoiets als 'eenheid van toonsoort'
  • een soort tonaliteit die - evenals bijvoorbeeld bij Debussy en Ravel - als zwevend kan worden gekarakteriseerd, wat onder andere betekent dat de samenklanken
    • niet perse in een functioneel-tonaal verband hoeven op te treden, of 
    • ongebruikelijk zijn in de toonsoort waarin zij voorkomen (akkoorden met 'foute noten' ), of bijvoorbeeld 
    • worden afgewisseld met samenklanken die in principe 'niet-tonaal' zijn.
  • een melodiek die vaak gebruik maakt van 'omschrijving' van samenklanken, waarbij  in de melodie harmonische steunpunten hoorbaar worden.
Met name het op het eerste gezicht ontbreken van zoiets als een toonsoortenplan zou bij oppervlakkige beschouwing kunnen verleiden tot de constatering dat het hier gaat om op tamelijk willekeurig wijze samengestelde muziek. Een beetje plak- en knip-werk dus. Toonsoorten die elkaar bijna willekeurig lijken op te volgen. Een beetje rommelige muziek dus...
Deze eerste indruk kan worden versterkt door de afwezigheid van de traditionele sonatevorm (met duidelijke proporties, en een duidelijk tonaal plan, teminste in expositie en reprise). En menige CD-opname draagt ook niet erg bij aan het waarnemen van grotere samenhangen: opvallend aan de uitvoeringen die ik heb beluisterd (toegegeven: dat zijn er niet zoveel, en niet de meest recente) is de vaak fragmentarische aanpak, en het motorische altijd-maar-in-zestienden-doorgaan...

Desondanks: bijvoorbeeld de eerste delen van de klarinet- en fluitsonate doen - ook al bij eerste horen - vermoeden dat er meer aan de hand dan enige handigheid met de compositorische lijmpot: daarvoor klinken deze delen gewoonweg te hecht, en te logisch, op een bepaalde manier. Er moet dus meer, of iets anders aan de hand zijn. 

Ik zal in de tekstjes over de eerste twee delen van resp. de fluit- en de klarinetsonate, en over het tweede deel van de sonate voor klarinet en fagot, proberen te schetsen hoe Poulenc (misschien) met tonaliteit omgaat. En er proberen achter te komen of binnen die 'Poulencse tonaliteit' sprake is van enige vorm van systeem. Als hiervan sprake is, dan zou dit systeem mede kunnen verklaren hoe het komt dat wij, als wij de stukken beluisteren, niet het gevoel hebben met chaotisch compositorisch knip- en plakwerk te maken te hebben, maar toch een bepaalde vorm van muzikale eenheid en logica ervaren. 

De volgorde waarin ik e.e.a. de revue laat passeren is vooralsnog tamelijk willekeurig. En deze tekst zal zeker geen compleet beeld kunnen schetsen van de compositie-technieken van Poulenc. 

Om te beginnen het eerste deel van de klarinetsonate:

[naar: klarinetsonate, eerste deel]