Bij deze tekst hoort een aantal oefeningen.
Klik
hier om deze te zien te krijgen |
 |
|
leidtoon in mineur / melodisch en harmonisch mineur |
|
 |
|
Gebruik van de leidtoon is een van de duidelijkste manieren omde grondtoon
te bevestigen: daarom is het een probleem dat het zogenaamde 'natuurlijke'
mineur geen leidtoon heeft: tussen de zevende toon en de grondtoon
zit immers een hele toonsafstand. Vaak wordt daarom in mineur toch een
leidtoon gebruikt: de zevende toon wordt verhoogd als de grondtoon volgt
- bij een stijgende beweging dus. Mineur maakt dan gebruik van een zogenoemde
kunstmatige
leidtoon. Bij een dalende beweging in mineur wordt meestal de 'gewone'
zevende toon gebruikt. Vaak wordt in een stijgende beweging niet alleen
de zevende toon, maar ook de zesde toon verhoogd; dit om te voorkomen
dat een afstand van anderhalve toon ontstaat tussen de zesde en zevende
toon (in d-klein: de tonen bes en cis). En als de 'gewone' zevende toon
wordt gebruikt, is er meestal ook geen noodzaak de zesde toon te verhogen.
Een toonladder met stijegend een verhoogd zesde en verhoogd zevende toon,
en dalende de 'gewone' zesde en zevende toon wordt melodisch mineur
genoemd.
voorbeeld 1: majeur-toonladder (D groot) -
voorbeeld 2: 'natuurlijk' mineur (d klein) - voorbeeld
3: melodisch mineur (d klein)
De mineur-toonladder waarbij wel de zevende toon wordt verhoogd (=tot
leidtoon wordt gemaakt) maar de zesde onveranderd blijft wordt harmonisch
mineur genoemd. Het is niet zo waarschijnlijk dat de tonen van deze
ladder voorkomen als in voorbeeld 4, vanwege het 'gat' van anderhalve toon
tussen de zesde en zevende toon. Het is daarom beter de ladder te denken
als in voorbeeld 5: stijgend tot de zesde toon, en dan een sprong naar
beneden naar de leidtoon. De (niet verhoogde) zesde toon vormt op deze
manier in feite de 'bovengrens' van de mineur-ladder: een melodie zal vanaf
deze toon eerder dalen dan verder stijgen. Als we willen dat een melodie
verder stijgt dan de zesde toon ligt gebruik van de melodische mineur-ladder
meer voor de hand (zie voorbeeld 3). In de harmonische ladder komen sprongen
van de leidtoon naar de zesde toon, of omgekeerd, vaak voor. De leidtoon
is dan een soort 'ondergrens' van de toonsoort, en de zesde toon de 'bovengrens'
(zie voorbeeld 6).
voorbeeld 4: harmonisch mineur (d klein)
- voorbeeld 5: harmonisch mineur (d klein) - voorbeeld
6: combinatie van zesde toon en leidtoon in harmonisch mineur (d
klein)
In de praktijk worden de verschillende mineur-ladders dwars door elkaar
gebruikt. Welke tonen precies gebruikt worden hangt meestal af van de richting
van
een melodie. In voorbeeld 7 is te zien hoe dit kan gaan: in een en dezelfde
melodische curve wordt de 'gewone' zesde toon gebruikt om naar de dominant
te dalen, en vervolgens de verhoogde zesde om naar de leidtoon te stijgen.
Dit voorbeeld is dus: eerst 'harmonisch', en dan 'melodisch' mineur - waaruit
moge blijken dat het onderscheiden van deze ladders enigszins theoretisch
kan blijken.
De voorbeelden 8 en 9 laten zien dat ook de combinatie van de verhoogde
zesde toon met de niet-verhoogde zevende toon tot de mogelijkheden behoort.
De verhoogde zesde toon klinkt dan enigszins als een leidtoon voor
de zevende: tussen deze tonen zit nu een halve-toonsafstand.
voorbeeld 7: zesde toon in mineur niet en wel verhoogd
- voorbeelden 8/9: combinaties van verhoogd zesde met niet-verhoogde
zevende toon
Anders dan in mineur ligt de zesde toon in majeur een hele toon boven
de vijfde. De neiging van de zesde toon in majeur om naar de vijfde te
dalen is dan ook minder sterk dan in mineur: er kan immers ook best een
stijgende beweging volgen. In voorbeeld 10 is dit te zien: de toon b (=6
in D groot) daalt eerst naar de dominant, en stijgt vervolgens naar de
leidtoon. Als dit voorbeeld in d klein zou staan, zou de eerste
b een bes zijn, de tweede b blijven, en de derde weer bes worden ( d f
a bes a b cis d bes a cis d ).
|