Analyse 20 eeuw 1e jaar - 2 
naar overzicht analyse-opdrachten

 
 
 
1. De periode rond 1908 kan worden beschouwd als een 'breekpunt' in het werk van alle 3 belangrijke componisten van de weense school ( Schoenberg, Berg, Webern). Rond dit jaar zien we in het werk van deze componisten de overgang van een stijl die kan worden beschouwd en gehoord als laat-romantisch naar de zgn. vrije atonaliteit (wiener espressivo). Net voor deze stijlverandering Schoenberg schreef stukken als  'Verklaerte Nacht' - stukken die, hoewel ze in essentie tonaal zijn, momenten kennen die harmonisch nauwelijks te analyseren zijn.

Het eerste werk van Schoenberg dat kan worden beschouwd als deels niet-tonaal is het laatste deel van het strijkkwartet op.10 (Entrueckung).In het werk van Schoenberg duurt de vrij-atonale periode tot 1924 (de uitvinding van de dodekafonie/twaalftoonstechniek) - feitelijk is de periode bij Schoenberg korter, omdat Schoenberg voor 1923 een aantal jaren niet componeerde.
 
a Een weens muziektheoreticus (ik ben blij dat ik zijn naam ben vergeten) stelde naar aanleiding van de maten  40-45 van 'Verklaerte Nacht' : "Der Schoenberg beherrscht seine Harmonielehre nicht".
Leg uit:
  1. waarom de goede man dit dacht
  2. waarom de goede man toch ongelijk heeft
b
  1. Leg uit waarom het begin van Entrueckung beslist moet worden beschouwd als niet-tonaal
  2. Leg uit waarom de manier waarop Schoenberg in dit begin (ongeveer de eerste twee systemen) gebruik maakt van sequenzen toch doet denken aan tonale principes
  3. Bij de inzet van de zangpartij (rond maat20) is in zekere zin sprake van een conflict tussen aan de ene kant de zangpartij, en aan de andere kant de begeleiding door het strijkkwartet. we kunnen dit conflict opvatten als een conflict tussen tonaliteit en atonaliteit. Leg uit waarom.
c In de Altenberg-Lieder of Alban Berg staat het waarschijnlijk eerste twaalftoonsakkoord uit de muziekgeschiedenis (begin en eind van nr. 3)
  1. Leg uit waarom de aanwezigheid van dit akkoord in feite nog niets te maken heeft met de latere twaalftoonstechniek
  2. De situatie in het begin van dit deel kan ook worden beschreven alsKlangfarbenmelodie. Leg dit uit.
d
  1. Vertel iets over de rol van de verschillende personages in Pierrot Lunaire, en beschrijf in het kort hoe de Pierrot-figuur zich ontwikkelt gedurende de cyclus.
  2. Leg in het kort uit wat de relatie is tussen de 'originele' comedia dell'arte figuren, en de manier waarop ze worden geinterpreteerd in Pierrot Lunaire (in feite dus: in de gedichten van Giraud/Hartleben).
  3. Welke relatie is er tussen  Pierrot Lunaire en Stravinsky's Petrouchka?

2. Het eerste deel van de muziek voor snaarinstrumenten, slagwerk en celesta  van Bartok is een fuga. In een groot aantal opzichten wijkt deze fuga af van 'de' klassieke fuga.
 
a. Leg uit in welk opzicht de imitatie-techniek  van deze fuga afwijkt van wat in een 'klssieke' fuga mag worden verwacht.
b. welke rol speelt - in samen hang met de imitatietechniek - het interval van de tritonus? 
c. Ook in het thema zelf speelt de tritonus een belangrijke rol, maar ook de kwint is belangrijk. Laat dit zien (bijvoorbeeld in noten).
d. Op welke manier worden in dit stuk gebruik gemaakt van het principe van de gulden snede / Fibonacci-reeks?
3. Vanaf 1924 is de meeste door componisten van de weense school geschreven muziek twaalftoons.
 
a. Leg uit wat onder twaalftoonstechniek wordt verstaan. Leg daarbij vooral ook uit wat het verschil is met de zgn. vrije atonaliteit.
b. Laat aan de hand van een van de door ons besproken stukken zien hoe de twaalftoonstechniek in een compositie wordt gebruikt (een analyse van een heel stuk hoeft niet - het gaat alleen om zichtbaar maken van de werkwijze, bijvoorbeeld aan de hand van een fragment van Webern's op.21 of Schoenberg's suite op.25 - je kunt bijvoorbeeld e.e.a. aangeven in de partituur).

 
 
 
4. Vanaf 1924 is de meeste door componisten van de weense school geschreven muziek twaalftoons.
 
a. Leg uit wat onder twaalftoonstechniek wordt verstaan. Leg daarbij vooral ook uit wat het verschil is met de zgn. vrije atonaliteit.
b. Laat aan de hand van een van de door ons besproken stukken zien hoe de twaalftoonstechniek in een compositie wordt gebruikt (een analyse van een heel stuk hoeft niet - het gaat alleen om zichtbaar maken van de werkwijze, bijvoorbeeld aan de hand van een fragment van Webern's op.21 of Schoenberg's suite op.25 - je kunt bijvoorbeeld e.e.a. aangeven in de partituur).
5. Laat aan de hand van een paar zelf gekozen passages uit het Quattor pour le fin de temps van Messiaen zien hoe de componist werkt met:
  • modes a transposition limitee
  • valeur ajoutee
  • ritmische reeksen
Een paar voorbeeldjes volstaan!
6. Maak een eigen analyse van een (vroeg) twintigste eeuw werk.