Analyse/harmonie 1e jaar opdracht 2
februari 2002
naar overzicht analyse-opdrachten
deze opdracht is ook te vinden op:    http://www.composersmusic.com/analyse-harmonie-opdracht2-2001.htm
Muziekvoorbeelden (voorzover niet al uitgereikt tijdens de les): zie laatste pagina's
 
1.
a Wat verstaat men onder dux  en comes? Wat betekenen deze begrippen?
In de meeste fuga's kan men constateren dat de dux in de hoofdtoonsoort staat (dus: niet moduleert), terwijl de comes naar de dominanttoonsoort gaat  (dus: moduleert). Laat zien hoe dit in zijn werk gaat, aan de hand van enkele voorbeelden (1e+2e inzet van het thema) uit bijvoorbeeld het Wohltemperiertes Klavier (WTK).
b In verreweg de meeste gevallen is bij de comes-inzet niet zozeersprake van 'echte' modulatie, maar eerder van een uitwijking naar de dominant-toonsoort (gevolgd door een terugkeer naar de hoofdtoonsoort). Laat aan de hand van de volgende voorbeelden zien 
- waarom eerder sprake is van uitwijking dan van modulatie
- waar en met welke 'middelen' naar de dominant-toonsoort wordt gemoduleerd
- hoe na de comes-inzet wordt teruggemoduleerd naar de hoofdtoonsoort

Voorbeelden: 
WTK 1, Bes gr.t., maat 1-8
WTK 1, c kl.t., maat 1-6
WTK 1, a kl.t., maat 1-7

c - Wat is in harmonisch opzicht de functie van het intern divertimento  tussen de (eerste) comesinzet, en de tweede dux-inzet?
- In sommige gevallen staat er tussencomes en tweede dux geen intern divertimento. Comes en tweede dux volgen dus direct op elkaar. Vaak is een intern divertimento echter 'domweg nodig'... 
In de fuga in E gr.t., WTK 2, is er nergens  een intern divertimento in de expositie aanwezig (maat 1-9). Leg uit waarom een intern divertimento tussen comes en tweede dux in dit geval inderdaad niet perse nodig is.
d - Leg uit wat het verschil is tussen tonale en reeele beantwoording.
- In welke gevallen moet er tonaal worden beantwoord?
- wat verstaat men in deze context onder kopmutatie (what's in a word, anyway - but wouldnt like it when it happened to me...)

Maak bij je uitleg van het bovenstaande gebruik van enkele voorbeelden uit bv. het WTK. Maak bij de beschrijving van de voorbeelden duidelijk waar precies de tonale beantwoording en de kopmutatie plaatsvindt.


 
 
 
 
 
 
 
e De imitatie-techniek in de zestiende eeuw maakt veelal van iets andere principes gebruik dan bijvoorbeeld bij Bach. Zo spelen de zgn. hexachorden nog een belangrijke rol in de 16e eeuw.
- leg uit hoe dit hexachorden-systeem in elkaar zit
- maak aan de hand van enkele korte voorbeeldjes van bv. Palestrina of Josquin duidelijk op welke manier in de 16e eeuw geimiteerd wordt/kan worden.
- leg de betekenis uit van de volgende rijmpjes (denk aan de hexachorden!):
 
Mi contra fa
Diabolus in musica
Unum tonum super la
Semper est canendum fa
2.
a Als een fugathema zelf naar de dominant-toonsoort moduleert (dus: als de dominant-toonsoort al bij intreden van de comes is bereikt) zal de comes terugmoduleren naar de hoofdtoonsoort. 
Dit is op zich tamelijk logisch: als dit niet zou gebeuren zou er bij iedere inzet immers weer 'een kwint verder worden gemoduleerd' (bv: dux  C--> G , comes G --> D , tweede dux D --> A enz.) - en dat is, zeker aan het begin van een fuga, niet de bedoeling.
Het patroon van eerste en tweede inzet ziet er dus bijvoorbeeld als volgt uit:
 

-----------dux-----------
-----------comes-----------
...........................................

C ------------------> G
G ------------------> C

Omdat de dux een kwint omhoog moduleert, en de comes een kwart omhoog (of: kwint omlaag), moet er logischerwijze een verandering plaatsvinden in de comes t.o.v. de dux. Deze verandering wordt staartmutatie genoemd (omdat in ieder geval het eind  van de comes moet worden gewijzigd om 'goed uit te komen' - vaak begint een staartmutatie echter al vrij vroeg in de comes).

- Een goed voorbeeld van staartmutatie is de fuga in gis kl.t. , WTK 1 . Laat zien hoe e.e.a. hier in zijn werk gaat.
- Een goed voorbeeld van kop- en  staartmutatie is de fuga in b kl.t., WTK 1 . Laat zien hoe e.e.a. hier in zijn werk gaat.

b Wat verstaat men onder
- contrasubject
- (vrij) contrapunt 
c Laat in de onderstaande fuga's zien 
- wat precies kan worden beschouwd als het contrasubject
- wat de realtie ios tussen het contrasubject en het thema

Fuga in E gr.t. WTK 2, maat 1-9
Fuga in c kl.t., WTK 1, maat 1-9

d In veel fuga's heeft men het gevoel dat het einde van het thema (van de dux) niet echt een muzikaal, melodisch slot markeert, maar dat de melodie gewoon doorloopt in het contrasubject of contrapunt.
Dit gebeurt op een tamelijk extreme manier in de fuga in bes kl.t. , WTK 1.
- waar eindigt de sopraan-melodie die in maat 1 begint in feite?
- hoe komt het dat ook dit slot niet wordt ervaren als een afsluiting? (denk aan de harmonie - wat gebeurt hier harmonisch?)
- vanaf maat 5 (vanaf het begin van het intern divertimento) wordt gebruik gemaakt van sequenzen en imitaties in de 2 bovenstemmen. Laat zien hoe dit in zijn werk gaat. 
- door de plaatsing van vertragingen in dit tweestemmig gedeelte vindt een soort metrische verschuiving plaats. Hoe komt dat?
e Schrijf zelf een tweetal 'fuga-beginnetjes' (tot en met de comes, inclusief het contrapunt/contrasubject), 
- een met een thema dat reeel kan worden beantwoord
- een met een thema dat tonaal moet worden beantwoord 
3.
a - Wat verstaat men onder contra-expositie?
- In de fuga in c kl.t. , WTK 2 worden expositie en contra-expositie op een voor Bach kenmerkende manier 'aan elkaar gekoppeld' tot één groot vormdeel. Hoe komt het dat we in deze fuga expositie en contraexpositie als één groot vormdeel ervaren?
- In deze fuga zijn enkele inzetten 'afwijkend' , in die zin dat ze anders zijn dan de eerste dux- of comes-inzet. Laat zien om welke inzetten en afwijkingen het gaat, en probeer de reden van de veranderingen te achterhalen.
b In de fuga in E gr.t., WTK 2 wordt de contraexpositie (vanaf maat 9) gecombineerd met een andere techniek, die iets later ook wordt 'losgelaten op' (een variant van) het contrasubject. Om welke techniek gaat het hier? (bekijk het gedeelte maat 9-16)
c Wat verstaat men onder
- vergroting
- verkleining
- tegenbeweging
- omkering
Gebruik het tweede gedeelte van de fuga in c kl.t., WTK 2 (maat 14-23) en de maten 27-30 van de fuga in E gr.t. , WTK 2, om deze begrippen toe te lichten.

In de fuga in c kl.t. WTK 2  (maat 14-23) wordt e.e.a. overigens gecombineerd met stretto-techniek.  Laat zien hoe (het is het handigst om een schemaatje te maken van deze maten).

d De fuga in het Mozart-Requiem (Kyrie) kan worden beschouwd als een dubbelfuga.
- Leg uit wat hieronder wordt verstaan.
- Er bestaat ook een ander type dubbelfuga; licht dit toe.

 
 
 
4.
a - Wat betekenen in de 16e eeuw de begrippen tempus en prolatio?
- Welke mogelijkheden zijn er m.b.t. tempus en prolatio en hoe wordt dit aangegeven?
over de vragen b en c hebben we het eigenlijk niet in de les gehad, maar wellicht kun je de antwoorden zelf wel verzinnen..
b De 16e eeuw kent als 'verlengingsmogelijkheid' voor een noot wel de punt, maar nog geen boogje. (en in de regel geen maatstrepen, en geen partituren..)
Hoe komt het dus dat lengtes als hele noot+kwartnoot of halve noot+halve-noot-met-punt zijn uitgesloten?
c Met betrekking tot de muziek van de 16e eeuw wordt wel gesproken van 'vrijzwevende ritmiek'. Wat kan hieronder worden verstaan? Geef een voorbeeld (bijvoorbeeld ontleend uit het begin van de Missa Pange Lingua of de Missa da Pacem van Josquin).
d - op welke manier wordt in de 16e eeuw gebruik gemaakt van de volgende. 'versieringstonen' ?
  • doorgang
  • wisseltoon
  • vertraging 
Je kunt dit laten zien aan de hand van bv. de bij c genoemde Josquin-voorbeelden, of zelf een paar (tweestemmige) voorbeelden maken. Bij de vertraging moet je heel precies laten zien hoe deze wordt berikt en verlaten! Vergelijk ook vraag e.

- waarin verschilt het gebruik van met name wiseltoon en anticipatie (dus) met het gebruik in de 17e/18e eeuw? (althans: welke mogelijkheden kent de 16e eeuw nog niet, die er later wel bijkomen?)

e De vertragingen zoals je ze kunt vinden in het bijgevoegd voorbeeld zijn in de 16e eeuw niet goed mogelijk, omdat er iets 'mis is' met hetzij de voorbereiding,  hetzij de oplossing. Leg uit wat er 'fout gaat'
f Maak in elk van de modi dorisch, phrygisch, lydisch en mixolydisch een tweestemmig voorbeeld van een slotcadens, eindigend op de finalis. Combineer daartoe de clausula cntizans met de clausula tenorizans. Zorg er voor dat de wendingen bestaan uit 
- begin waarin de vertraging op de antepenultima wordt voorbereid
- antepenultima  met vertraging
penultima  met correcte oplossing  van de vertraging
- slot (ultima)
Geef in de voorbeelden aan waar musica ficta moet worden gebruikt. 
g - Vul de cadens-voorbeelden uit f aan met een clausula basizans  (de voorbeelden worden dan dus driestemmig). 
- N.B.: Phrygisch is 'anders'.! Waarom?
- Waarom is het plausibel er van uit te gaan dat de 'moderne' formules heel slot, half slot, plagaal slot uit de 16e-eeuwse slotcadensen zijn voortgekomen?
h - Wat versaat men binnen het modale systeem onder authentiek  en plagaal?
- wat is de functie van de repercussa?
5. Analyse
 
Maak een eigen analyse van een fuga van Bach. Bijvoorbeeld uit:
- WTK
- Orgelfuga's
- Kunst der Fuge

Beschrijf in ieder geval

  1. structuur van het thema
  2. type beantwording (tonaal/reeel en waarom)
  3. contrasubject (indien aanwezig)
  4. evt. samenhang tussen contrasubject en thema
  5. opzet van de eerste expositie
  6. opzet van de verdere vormdelen
  7. gebruik van bijzondere technieken zoals stretto, vergroting, verkleining, tegenbeweging
  8. vorm van het gehele stuk (vaak staat dit in samenhang met cadenspunten)
Inleveren: uiterlijk 20 maart a.s. (postvak, indien mogelijk 'met schijfje') of als je dat prefereert: per email: martijnhooning@hotmail.com

Martijn
 

naar mijn site