Naar aanleiding van de Vierde Symfnie van n Schubert
('Tragische' D 417, eerste deel)
In dit stuk wordt op een voor Schubert nogal kenmerkende manier gebruik
gemaakt van mediantiek. Dezeze mediantiek heeft ook gevolgen voor
(of hangt op zijn minst samen met) het toonsoortenplan: dit is zeker niet
te beschouwen als typisch klassiek.
(voor een schematisch overzicht van 'de' klassieke sonatevorm zie:
opdracht
analyse 1e jaar 2002-2003 van 9 oktober 2002.
|
a |
In hoeverre is het toonsoortenplan bvan deze symfonie te beschouwen
als niet-klassiek? Denk daarbij met name aan het volgende:
-
de relatie tussen de toonsoort(en) van eerste en tweede themagroep in expositie
en reprise
-
de toonsoort(en) van het tweede thema in de reprise
-
het toonsoortenplan (en meer in het algemeen: het karakter) van de doorwerking
|
b |
Beschrijf in detail hoe de verschillende toonsoortenwisselingen in
de tweede themagroep in zijn werk gaan (dus niet alleen om welke toonsoorten
het gaat, maar vooral ook: welke listen en lagen Schubert gebruikt om van
de ene naar de andere toonsoort te geraken).
Maak hierbij gebruik van een harmonische reductie van
de meest essentiele momenten. |
c |
-
Maak een gedetailleerde harmonische analyse van de langzame inleiding.
-
Welke rol speelt faux-bourdon-techniek in deze inleiding?
-
Waarom is het Ges-groot akkoord in het midden van de inleiding zo opvallend?
-
Op welke andere plek(ken) in het stuk speelt faux-bourdon-techniek
een prominente rol? Beschrijf deze plek(ken).
|
d |
Geef aan hoe de Sekundgang in het eerste thema verloopt. Dit
kun je bijvoorbeeld goed zichtbaar maken door het thema tweestemmig te
reduceren (bas en sopraan). Je kunt dan een scheiding aanbrengen tussen
'belangrijke' en 'minder belangrijke' tonen door de belangrijke oten open
te maken, en/of te voorzien van een stok. Zet ook de trappen onder je reductie. |
|
|