B. Diatoniek
  • Hoofdstuk 9:  I, V, IV en II in cadens en prolongatie; ritmiek/metriek; VI in bedrieglijk slot
  • Hoofdstuk 10: kwartsextakkoorden (1)
  • Hoofdstuk 11: kwartsextakkoorden (2)
  • Hoofdstuk 12: VI en IV6 (1)
  • Hoofdstuk 13: de septimeakkoorden op II en IV
  • Hoofdstuk 14: ander gebr II, IV en VI
  • Hoofdstuk 15: V...
  • Hoofdstuk 16: III en VII
VII6: de bas; verdubbeling en oplossing

Net als in de drieklank van V zitten in de VIIe trap twee tonen die in 'contrapuntische' relatie staan tot de grondtoon van de toonsoort: 7^ en 2^. De kwint van VII is dezelfde toon als het septimevan V7: 4^ , zodat het akkoord het uiterlijk heeft van een V7-zonder-grondtoon. Met het sextakkoord van de VIIe trap kunnen dezelfde sopraantonen worden geharmoniseerd als met V7: 2^ 4^ en 7^ . Zie voorbeeld 21.
Het belangrijkste verschil tussen tussen de Ve trap en VII6 is in voorbeeld 21 ook goed zichtbaar: tussen VII6 en I ontbreekt een harmonische relatie (=de kwintafstand, die bijvoorbeeld de verbinding V - I tot een sterke verbinding maakt).

voorbeeld 21
VII6 en I

Door VII6 wordt een 'nieuwe' bastoon mogelijk: 2^ . Het ontbreken van een harmonische relatie met de tonica, en de basnoot 2^ maken dat VII6 bij uitstek geschikt is voor het harmoniseren van doorgangen of wisseltonen in de bas (in figuurtjes als 1^ 2^ 3^ en 1^ 2^ 1^ ). In feite is VII6 dan nauwelijks een zelfstandig akkoord: het komt qusi toevallig tot stand door combinatie van doorgangs- en wisseltonen. Meestal is VII6 dan ook een doorgangs- of wisselsextakkoord. VII6 maakt verdere uitbreiding mogelijk van tonica-prolongaties die we al kennen: liggingswisseling van I naar I6, of herhaling van I kan met VII6 worden 'ingevuld'. Zie voorbeeld 22.
voorbeeld 22

VII6 als doorgangsakkoord in een tonica-prolongatie:




VII6 als wisselakkoord in een tonica-prolongatie:


Dat in situaties als in voorbeeld 22 VII6 als een onzelfstandige wissel- of doorgangsklank optreedt is - behalve aan de bas - vaak ook goed te zien aan andere stemmen: Zo hebben in voorbeeld 22a op de tweede tel sopraan en tenor wisseltonen, en de alt een doorgang. Het hele akkoord VII6 lijkt een soort 'toevalsproduct', niet meer dan een handvol versieringstonen, meer een product van de stemvoering dan een zelfstandige klank.

Evenals V7 is VII een dissonant akkoord: de afstand tussen grondtoon en kwint bedraagt een verminderde kwint (of de omkering daarvan: de overnmatige kwart). De dissonantie van VII6 is echter niet al te opvallend (in tegenstelling tot V7), vooral omdat de bas consoneert met beide andere tonen. De dissonant bevindt zich dus tussen twee hogere stemmen:

voorbeeld 23
dissonantie in VII6


Men zou eigenlijk mogen verwachten dat het dissonante interval in VII6 oplost. In de praktijk lost de dissonant in VII6 echter meestal niet 'correct' op. Dit omdat 'correcte' oplossing een onvolledige tonica tot gevolg zou hebben. Meestal wordt de leidtoon opgelost, maar stijgt 4^ (de kwint van het akkoord) stapsgewijs naar de kwint van de Ie trap. Kennelijk wegen 'harmonische overwegingen' bij de verbinding VII6 - I of VII6 - I6 zwaarder dan 'melodische overwegingen': de klank van de Ie trap is kennelijk van groter belang dan de stemvoering. Zie de voorbeelden 22 a, b, c, d, e, h, en k: de toon f stijgt in alle gevallen naar g.
In deze voorbeelden is overigens de normale verdubbeling in VII6 zichtbaar: de terts (oftewel: 2^, de bastoon). Het ligt voor de hand dat juist deze toon wordt gekozen om te verdubbelen: het is de enige toon in het akkoord die 'geen richting heeft'. In de voorbeelden 22 i en l wordt desondanks de kwint verdubbeld (in de voorbeelden de toon F). Deze kwintverdubbeling is mogelijk (maar niet heel gebruikelijk); in de voorbeelden 22 i en l is te zien dat dan een van de twee kwinten moet stijgen bij oplossing naar I of I6. De grondtoon (=leidtoon van de toonsoort) kan in geen geval worden verdubbeld.

En omdat de kwint, de 4^ van de toonsoort, stijgt is de oplossing naar I of I6 alleen 'probleemloos' als de leidtoon hoger in het akkoord ligt dan 4^; in het andere geval is namelijk een parallelle kwint verminderd-rein het gevolg: zie voorbeeld 24b.

voorbeeld 24
oplossing van VII6




Vanwege de parallel verminderd-rein is het dus in feite niet mogelijk 4^ in VII6 in de sopraan te leggen. Maar hoewel inderdaad 2^ of 7^ in de sopraan de voorkeur hebben, is 4^ zeker niet uitgesloten. Om de parallelle kwint te vermijden kan daarbij een van de volgende 'trucs' worden gebruikt:
  • de verminderde kwint lost wel 'correct' op (naar binnen dus: 4^ daalt naar 3^). In een van de middenstemmen wordt dan gesprongen. Zie voorbeeld 25a. Als op VII6 I6 volgt wordt bovendien de terts in I6 verdubbeld: zie voorbeeld 25b. 
  • er wordt gekozen voor verdubbeling van de kwint (oftewel: 4^) in VII6. Bij de verbinding naar I of I6 daalt 4^ in de sopraan naar 3^; de andere 4^ stijgt. Zie voorbeeld 25c en voorbeeld 25d
  • in een geval kan een uitzondering  worden geconstateerd op de 'regel' dat parallellen verminderd-rein beter kunnen worden vermeden: zo'n parallel wordt kennelijk niet als storend ervaren als de buitenstemmen in parallelle decimen stijgen:

  • 3^    4^    5^
    I - VII6 - I6
    Zie voorbeeld 25e.
Tenslotte: als bij de verbinding VII6 - I de sopraan 2^ 3^ heeft ontstaat een onvolledige I met tertsverdubbeling. Dit is alleen acceptabel als daarna door liggingswisseling en/of omlegging de kwint van I alsnog verschijnt, en daardoor de tersverdubbeling 'ongedaan wordt gemaakt': zie voorbeeld 25 f:
voorbeeld 25
oplossing van VII6 met 4^ in de bovenstem


Samenvattend kan men dus stellen dat:
  1. in VII6 bij voorkeur 7^ of 2^ (=de grondtoon of de terts van de drieklank) in de sopraan ligt
  2. de drie bovenste stemmen in nauwe ligging worden geschreven
  3. als toch wordt gekozen voor 4^ (de kwint van VII) in de sopraan, moeten allerlei 'stemvoeringskunstgrepen' worden toegepast om een parallelle kwint verminderd-rein, en eventuele onvolledige tonica-drieklanken te vermijden.
TEKST TOEVOEGEN
voorbeeld 26
VBVBVB-------------------------------




[vervolg van dit hoofdstuk]