home  > 
muziektheorieharmonie  > harmonieleer  >  A: algemeen
harmonisch ritme

Onder harmonisch ritme wordt in algemene zin verstaan: het aantal akkoordwisselingen in relatie tot de teleenheid of de maat: als in een 4/4-maat de harmonie per halve noot wisselt, kan men spreken van een harmonisch ritme 'in halven', 'per twee tellen', 'per halve maat'. In de meeste koraalzettingen zoals die tot nog toe als voorbeeld zijn gebruikt gaat het harmonisch ritme gelijk of bijna gelijk met het ritme in de melodie; alleen in situaties waar bijvoorbeeld een vertraging en de oplossing daarvan wordt verdeeld over twee tellen, of bij versieringstonen in de sopraan zien we dat het harmonisch ritme langzamer gaat dan de melodie. Snellere noten in de bas zijn vaak versierend.

In veel instrumentale muziek, en in veel 'andersoortige' koorliteratuur is het beeld echter volledig anders: gebruikelijk is dat het ritme in de melodie langzamer is dan het harmonisch ritme. Dit betekent dat meestal meerdere melodietonen worden gecombineerd met één akkoord; de melodie is daarbij vaak samengesteld uit akkoordtonen (al dan niet in combinatie met doorgangen, vertragingen e.d.). Met name in snelle tempi gaat de harmonie kan het tempoverschil tussen melodie en harmonie groot zijn. Een goed voorbeeld voor het 'tempoverschil' tussen harmonie en melodie is het begin van de Rheinische Symfonie van Schumann. In voorbeeld 7 staat de melodie van dit begin, met daaronder de gebruikte samenklanken, en het harmonisch ritme: 

voorbeeld 7
Schumann, Rheinische Symfonie, begin van het eerste deel
melodie en harmonie / harmonisch ritme. Gebruik de bovenste speler om de 'orkestversie' als MIDI-bestand te beluisteren
Aan het begin van het Graduale van Bruckner is het harmonisch ritme als weergegeven in voorbeeld 8:
voorbeeld 8
Bruckner Graduale Christus factus est pro nobis (uit de motetten)  Melodisch en harmonisch ritme
Er is in dit verband nog iets anders van belang: 
aan het begin van hoofdstuk 3 werd al geconstateerd dat bepaalde akkoorden minder belangrijk zijn dan andere, omdat zij vooral als resultaat van de stemvoering ontstaan, terwijl ze weinig harmonische betekenis hebben (vaak is zo'n akkoord het 'gevolg' van combinatie van doorgangen, wisseltonen en/of vertragingen). Zo kunnen we de eerste drie akkoorden van voorbeeld 1 in hoofdstuk 3 benoemen als : I  V6/4  I6 , maar V6/4 is daarbij - omdat hij ontstaat vanuit de stemvoering, als zgn doorgangsakkoord -  zeer onzelfstandig. De functie die de eerste drie tellen 'beheerst' is de tonica, V6/4 treedt op binnen een prolongatie van de tonica. We kunnen dus constateren: 
  • het feitelijk functie-verloop is veelal nog langzamer dan het aantal trappen.
Of, anders geformuleerd, en gecombineerd met de constateringen hierboven over de relatie melodie/harmonisch ritme: 
  • vaak is het aantal melodietonen groter dan het aantal akkoorden (trappen); het aantal akkoorden is vaak op zijn beurt weer groter dan het aantal echt zelfstandige functies.
De 'snelheid' van het harmonisch ritme kan uiteraard variëren - het is niet nodig dat het aantal harmonieën per maat gedurende een muzikale frase gelijkblijft: een verlangzaming of versnelling van het harmonisch ritme draagt juist vaak bij aan de vorming van muzikale structuur, en aan de toe- en afname van muzikale spanning. Een vooral in het classicisme veel voorkomende techniek is bijvoorbeeld het inbouwen van versnelling of juist verlangzaming van het harmonisch ritme tegen het eind van een frase (waarmee dus wordt onderstreept: 'we zijn er bijna'...):
voorbeeld 9
Mozart, sonate in Es-groot KV 282, begin van het eerste deel. Versnelling / verlangzaming van harmonisch ritme
[vervolg van dit hoofdstuk]