melodische beweging; sprongen
Tot nog toe heb ik het in dit hoofdstuk vrijwel uitsluitend gehad over
de opbouw van afzonderlijke akkoorden. Zodra twee of meer akkoorden
met elkaar worden verbonden heeft men echter ook te maken met stemvoering,
ofwel met de horizontale beweging in afzonderlijke stemmen.
Hieronder volgen nu enkele opmerkingen over melodische beweging ineen
afzonderlijke stem. In de paragrafen
hierna staan enkele opmerkingen over de combinatie van bewegingen
in
meerdere stemmen.
Binnen een stem zijn er de volgende bewegingsmogelijkheden:
-
stapsgewijze beweging (beweging in secundes, omhoog of omlaag)
-
sprongsgewijze beweging (beweging in intervallen groter dan een
secunde, omhoog of omlaag)
-
geen beweging (een toon blijft liggen of wordt herhaald)
Of en hoeveel in een bepaalde stem wordt gesprongen hangt samen
met bijvoorbeeld het beoogd karakter, en de functie van een melodische
lijn, en is daarmee sterk afhankelijk van een individueel muziekstuk, of
van een bepaalde plek in dit stuk. Toch kan men - enigszins generaliserend
- wel enige uitspraken doen over algemene verschillen in dezetussen
de vier stemmen sopraan, alt, tenor en bas:
-
Vaak is de sopraan de stem met de belangrijkste melodische lijn,
en daarom de stem waarin de meeste sprongen kunnen staan - als deze
sprongen bijdragen aan een goed melodisch verloop. Overigens zal ook in
de sopraan vaak stapsgewijze beweging overheersen, zie de muziekvoorbeelden
tot nog toe in dit hoofdstuk.
-
De bas is de drager van de
harmonie , en 'stuurt' als het ware de opeenvolging van akkoorden.
Door een bepaalde toon in de bas wordt de harmonische betekenis van de
toon in de sopraan duidelijk. In
voorbeeld 3 hierboven zou de eerste melodietoon bijvoorbeeld
kunnen zijn: grondtoon van een e-klein-drieklank, terts van een C-groot-drieklank,
kwint van een a-klein-drieklank. De bastoon c maakt duidelijk dat de e'
in de sopraan hier optreedt als terts . De sopraan van het geheel
van de eerste koraalregel zou zowel in a-klein als in C-groot kunnen staan;
doordat deze melodie samenklinkt met een bas wordt duidelijk dat C-groot
de toonsoort is waaraan we in deze eerste regel moeten denken.
Tegelijk heeft een bas vaak ook een melodisch karakter , bijvoorbeeld
doordat gebruik wordt gemaakt van versieringstonen, en door combinatie
van verschillende liggingen van akkoorden. Maar met name in slotwendingen
heeft
de bas vaak een eerder 'puur-harmonisch' karakter, wat vaak gepaard gaat
met een of meer sprongen.
-
In de meeste wat eenvoudigere zettingen zijn bas en sopraan,
oftewel de buitenstemmen, het belangrijkst. Tenor en alt,
oftewel de middenstemmen, hebben vaak als eerste taak akkoorden
te completeren. Deze stemmen zijn in zo'n geval relatief onzelfstandig,
in het extreemste geval niet meer dan zgn. vulstemmen.
Deze relatieve onzelfstandigheid van de middenstemmen kan tot uiting
komen in veelvuldige toonsherhalingen, of liggenblijvende tonen, en in
ieder geval vrijwel uitsluitend stapsgewijze beweging. Het is echter zeer
karakteristiek, en vaak erg effectief middenstemmen 'uit hun halfslaap
te wekkken' op momenten dat bas en vooral sopraan weinig of niet bewegen.
Zie bijvoorbeeld de laatste maat van voorbeeld 12.
|