home  > 
muziektheorieharmonie  > harmonieleer  >  A: algemeen
omvang van de stemmen

In de harmonieleer wordt meestal uitgegaan van een zetting voor vierstemmig gemengd koor. Dit betekent dat er rekening mee gehouden moet worden dat de omvang van koorstemmen zijn beperkingen heeft. In voorbeeld 2 is (globaal) de omvang van de vier koorstemmen aangegeven; het gebied tussen de open noten is te beschouwen als 'normaal', de zwarte nootjes zijn 'extreem' (hoog of laag). Bedenk verder dat het voor ieder stemtype het prettigst is als de meeste tonen ongeveer in het midden van de omvang zitten - dit vergroot de zingbaarheid zeer. Extreem hoge, en in mindere mate extreem lage, noten aan het begin van een stuk zijn meestal erg lastig, en kunnen daarom beter worden vermeden.

 voorbeeld 2
omvang van de stemmen
De gebruikelijke notatie van vierstemmig gemengd koor is natuurlijk op vier balken. In oudere uitgaves wordt meestal gekozen voor notatie met c-sleutels (sopraan- alt- en tenorsleutel). Tegenwoordig worden meestal viool- en bassleutel gebruikt (vioolsleutel voor sopraan en alt, bassleutel voor de bas, en octaverende vioolsleutel voor de tenor). In de harmonie is het echter gebruikelijk de zetting weer te geven op twee balken, waarbij de tenor in de bassleutel wordt genoteerd. In voorbeeld 3, een zetting van Johann Crueger, heb ik de eerste regel  genoteerd op twee balken, dus met octaverende tenor, en daaronder ter vergelijking met drie c-sleutels en bassleutel, en tenslotte met drie viool-sleutels (met octaverende tenorpartij) en een bassleutel:
 voorbeeld 3
Hans Leo Hassler, O Haupt voll Blut und Wunden, vierstemmige koraalzetting van J. Crueger. 
Notatie (gedeeltelijk) op twee en (in zijn geheel) op vier balken (met en zonder c-sleutels)

Uitgevoerd door Ensemble Stimmwerck (Youtube)












(Uit dit voorbeeld moge overigens blijken dat de notatie met c-sleutels eigenlijk superieur is aan beide andere notatie-vormen: er komen (bijna) geen hulplijnen voor, en het 'rare beeld' van de oktaverende tenor ontbreekt.  In de tegenwoordige muziekpraktijk zijn vooral nog de alt- en tenorsleutel no van belang: in orkestpartituuren kan men de altsleutel vinden voor de notatie van de altviool, en soms voor trombone of saxofoon; de tenorsleutel wordt gebruikt voor de fagot (naast de bassleutel), voor de cello (naast bas- en soms vioolsleutel), en soms voor de trombone.)

[vervolg van dit hoofdstuk]