horizontaal
en verticaal: melodie en harmonie
Zoals uit een aantal opmerkingen in hoofdstuk 1 en 2 al duidelijk zal
zijn geworden, is harmonie geen zaak van alleen het achter elkaar plaatsen
van akkoorden, maar vooral ook van het schrijven van (meer of minder individuele)
lijnen.
Bij het verbinden van akkoorden moet men altijd op twee dingen letten:
-
welke akkoorden kunnen op elkaar volgen? (bijvoorbeeld: welke opeenvolgingen
zijn logisch, welke niet?)
-
is het horizontaal verloop binnen een stem logisch? (bijvoorbeeld:
heeft een stem niet teveel rare sprongen? klopt de 'richting' van de tonen
wel?)
Twee voorbeelden van wat men 'horizontaal denken'
in de harmonie zou kunnen noemen zijn in hoofdstuk 2 al genoemd: de leidtoon
'wil' omhoog), en de zesde
toon van de mineurtoonsoort 'wil' dalen. (7^ ---> 1^ resp. 6^ --->
5^) In beide gevallen gaat het om secunde-beweging.
Verder bleek (ook in hoofdstuk 2) dat de belangrijkste relatie tussen
twee akkoorden de kwint is. Inderdaad kunnen vele harmonische
verschijnselen,
niet alleen tussen akkoorden, maar ook bijvoorbeeld (op grotere afstand)
tussen toonsoorten, worden herleid tot kwintafstand. Omgekeerd kan men
stellen dat de secunde de belangrijkste melodische relatie is: in
de stemvoering (dus: in het horizontale verloop van een stem) is
de secunde meestal het meest voorkomende interval. Het komt verder vaak
voor dat een samenklank als het ware 'toevallig' ontstaat door secundsgewijze
beweging in een aantal stemmen. Men kan dan zeggen dat het akkoord het
'gevolg'
is
van de stemvoering. Zo'n akkoord
heeft niet of nauwelijks harmonische betekenis, en treedt vaak op
binnen een
prolongatievan
een bepaalde functie. |