home  > 
muziektheorieharmonie  > harmonieleer  >  A: algemeen
harmonie en homofonie

antwoord op vraag 3:
op de vraag waarom een harmonieopgave in de regel een homofone zetting oplevert zijn twee antwoorden mogelijk, het ene praktisch en het andere meer theoretisch:

  • praktisch: bij een vak dat vooral gaat over het verbinden van akkoorden is het handig alles weg te laten wat zweemt naar polyfonie, naar zelfstandig bewegende stemmen dus, om zich zoveel mogelijk op het verticale aspect van een zetting te kunnen concentreren. Overigens speelt horizontaal verloop van stemmen ook dan altijd een belangrijke rol.
  • theoretisch: in tonale muziek, ook in muziek waarbij de nadruk ligt op melodie en/of polyfonie, is meestal een soort 'harmonisch raamwerk' op de achtergrond aanwezig. Meestal is de harmonische beweging (dat wil zeggen: de wisseling van akkoorden) daarbij  - soms aanmerkelijk - langzamer dan de beweging in de melodie. Vaak verschaft het zichtbaar maken van dit harmonisch raamwerk (oftewel: het reduceren van een muziekstuk tot een reeks akkoorden) informatie over wat er harmonisch precies gebeurt. Het maken van een reductie is meestal zelfs bij zeer polyfone muziek mogelijk - en juist in bijvoorbeeld polyfone barokmuziek (fuga's, inventies en dergelijke) wordt bij het reduceren duidelijk dat alle lijnenspel zich afspeelt voor een decor van (vaak betrekkelijk eenvoudige) akkoord-opeenvolgingen. Een reductie geeft dus informatie over wat men de 'muzikale achtergrond' kan noemen. Zo gezien kan menige harmonie-opgave, hoe eenvoudig ook, in beginsel (ook) worden gezien als een harmonische reductie van een muziekstuk.
Twee voorbeelden:

 voorbeeld 11
Mozart, begin van het tweede deel uit de sonate in F groot KV 332. 
Boven de originele versie, onder de reductie (met trappen). Je kunt de voorbeelden afzonderlijk beluisteren:
Beluister een opname van Mitsuko Uchida Op Youtube:



Reductie:


 
voorbeeld 12
Bach, fuga XVI in g-klein uit het Wohltemperiertes Klavier, band 2, maat 22-31. 
Onder het notenvoorbeeld een reductie (met harmonische analyse) van de maten 22-30
Uitgevoerd door Christine Schornsheim in het kader van het project "All of Bach".
Je kunt ook het volledige stuk beluisteren(Youtube).




Reductie:

 
Tussen de extremen van een volledig 'akkoordische' zetting en een zeer polyfone (zie voorbeeld 12 hierboven) bestaat een tussenvorm die men kan omschrijven met het begrip figuratie:  het gaat daarbij dan om een  in principe homofone zetting waaraan versieringstonen worden toegevoegd, zodat ritmische verschillen tussen de stemmen ontstaan:


 voorbeeld 13
Boven een strikt homofone zetting, onder een gefigureerde versie. Deze laatste is afkomstig uit de Mattheus van Bach: het begin van de koraal "Herzliebster Jesu". Je kunt de voorbeelden afzonderlijk beluisteren:








Op de tweede achtstes staan telkens doorgangstonen.
Je kunt ook de eerste twee regels van dit koraal beluisteren:


conclusies:
1.
Harmonieleer houdt zich bezig met met de relaties tussen akkoorden in een toonsoort, en met het verbinden van deze akkoorden.
2. 
In de harmonie wordt meestal gebruik gemaakt van een vierstemmige homofone zetting (Hoewel ook andere soorten zettingen mogelijk zijn). Deze vierstemmige zetting is in principe voor vierstemmig gemengd koor. In de akkoorden kunnen (en meestal: moeten) tonen worden verdubbeld.
3. 
Alle regels en aanwijzingen van de harmonioeleer zijn generalisaties, en van beperkte historische geldigheid.
4.
Over het algemeen gaat in de muziek harmonie trager dan melodie. Hoe 'drukker' de melodie(en), hoe meer zin het vaak heeft een harmonische reductie  van een stuk te maken.

.

[naar hoofdstuk 2: trappen en functies]