De onderstaande tekst kun je ook downloaden
als pdf-bestand. Hetzelfde geldt voor de partituur. In het college zijn
bovendien twee andere partituren uitgedeeld die kunnen worden gedownload:
The text below is also available as downloadable
pdf-file, as is the score. In class two other pieces have been handed out
as well; they are also available for downloading:
|
Een
voorbeeld van een Sonate-Rondo: Beethoven Sonate in c klein Op. 13 ("Pathétique),
derde deel / met daarin een paar opmerkingne over de begrippen Satz en
periode / pdf Nederlands |
|
|
|
An
example of Sonata-Rondo: Beethoven, Sonata in C minor Op. 13 (Pathetique),
third movement. Including some remarks about Sentence and Period
/ pdf english |
|
|
|
Partituur/Score:
Beethoven, Sonata in C minor Op. 13 (Pathetique), third movement |
|
Partituur/Score:
Couperin, La Favorite, from Pièces de Clavecin, Troisième
Ordre. |
|
Partituur/Score:
Brahms, Walzer Op. 39, Nr. 15 |
|
In eenvoudige rondo's wordt een refrein steeds afgewisseld met
coupletten.
Het refrein blijft daarbij onveranderd, de coupletten zijn steeds anders.
De vorm van zo'n rondo laat zich als volgt in een letterschema weergeven:
A B A C A D A E A (enz.) , waarbij A voor het refrein staat, en de overige
letters voor de coupletten. Een dergelijk rondo wordt ook wel een kettingrondo
genoemd.1
Het sonate-rondo daarentegen heeft een andere opbouw, die kon
ontstaan doordat in de achttiende eeuw de sonatevorm dermate belangrijk
was dat andere vormen erdoor werden beïnvloed.De basisvorm is
A B A C A B A (gevolgd door een Coda, in de meeste stukken), waarbij de
eerste A B A lijken op een expositie in een sonatevorm, de
tweede A B A op een reprise, en het middengedeelte C op een doorwerking.
Maar er zijn ook belangrijke verschillen:2
-
het toonsoortenplan: in de sonatevorm bevinden we ons aan het eind
van de expositie in de dominant-toonsoort (als het stuk in majeur staat)
of in de paralleltoonsoort (als het stuk in mineur staat). De expositie
eindigt dus in een andere toonsoort dan de hoofdtoonsoort. In een sonate-rondo
staat de tweede A in de hoofdtoonsoort - in de expositie (de eerste A B
A) wordt dus teruggekeerd naar de hoofdtoonsoort.
-
het aantal 'overgangsmomenten': in een sonatevorm-expositie staat
een overgangszin tussen eerste en tweede thema; in een sonate-rondo zijn
er in de eerste A B A twee overgangen (Überleitungen), namelijk
na A, en na B. Voor de tweede A B A geldt hetzelfde. Omdat we na een tweede
overgang terugkeren naar een A-gedeelte kunnen we ook spreken van een
'teruggang' (Rückleitung)
-
in de regel is in een sonate-rondo het A-gedeelte van veel groter gewicht
dan het B-gedeelte; net als in eenvoudigere rondo-vormen is er in feite
maar één hoofdthema, namelijk A. Vandaar dat ik in
de onderstaande tekst over Beethovens Pathétique (ook) spreek over
een hoofd- en een neventhema.
-
Het C-gedeelte kan het karakter van een doorwerking aannemen, maar
het kan ook eenvoudig een contrasterend gedeelte zijn. Als sprake is van
een doorwerkings-achtig C-gedeelte, dan is dit toch meestal harmonisch
en wat toonsoortenplan betreft minder complex dan vaak in sonatevormen.
Er zijn ook duidelijke overeenkomsten:
-
Toonsoorten: het B-gedeelte in de expositie staat, net als in de
sonatevorm het tweede thema, in een andere toonsoort (in majeur:
de dominant-toonsoort, in mineur: de paralleltoonsoort). Het B-gedeelte
in de reprise staat in de hoofdtoonsoort, net als het tweede thema in de
sonatevorm.
-
Veelal eindigt het C-gedeelte, net als de doorwerking in de sonatevorm,
met een orgelpunt op de dominant van de hoofdtoonsoort.
Hieronder een vormoverzicht van het laatste deel van Beethovens Pianosonate
op.13. Het is in dit deel niet moeilijk om het hoofdthema - het
A-gedeeelte dus - te vinden. Het is daarentegen niet zonder meer duidelijk
wat we als neventhema (B-gedeelte) moeten zien, en wat als overgang resp.
'teruggang'. En dat is misschien juist de bedoeling: de componist laat
de luisteraar soms een tijdje in het onzekere - hij kan tijdens een 'teruggang'
niet precies voorspellen wanneer het hoofdthema weer moet verschijnen,
en weet soms niet precies of hij zich in het B-thema, of in een overgang
bevindt. In het schema hieronder is aangegeven wanneer dit gebeurt.
|
|
maat |
vormdeel |
toon-
soort |
1 - 17 |
A- GEDEELTE / HOOFDTHEMA |
. |
|
Bestaat uit een periode3
van acht maten, gevolgd door een herhaling van de nazin (maat 9-12), en
een slotzin (13-17).Het eigenlijke thema beslaat slechts de eerste
acht maten – de rest is in feite te beschouwen als toevoeging 4 |
|
18 - 25 |
overgang |
. |
. |
Deze (korte) overgang bestaat uit twee maatgroepen van vier maten,
die een model en een sequens vormen.5
In de eerste vier maten (18-21) lijkt er naar f klein
te worden gemoduleerd; maar het uiteindelijke doel van de modulatie is
Es groot - de sequens in de maten 22-25 staat in deze toonsoort, evenals
daarna het B-gedeelte.
Het f-akkoord is het spilakkoord6
in de modulatie: het kan (nog) worden opgevat als IV in c klein, maar ook
(al) als II in Es groot. Zie de trappen / toonsoorten in onderstaande harmonische
reductie:
|
|
26-51 |
B- GEDEELTE / NEVENTHEMA
Het B-gedeelte (of 'neventhema') komt vrijwel ongemerkt voort uit de
overgang. Feitelijk begint het op de tweede tel van maat 25 (met een lange
opmaat voor maat 267).
Ik zou het als volgt onderverdelen:
|
|
26-33 |
eerste element:een tamelijk 'los gevoegde' frase van acht maten
( 4 + 4 ) . Werkt vanaf maat 30 toe naar de dominant (waarbij de
toonsoort tijdelijk verandert in es klein!) |
. |
34-43 |
tweede element: een eveneens tamelijk 'los gevoegde' frase van
tien maten ( 4 + 6 ) . In maat 36 verandert de toonsoort bijna onhoorbaar
weer in Es groot (zie de toon g in de rechter hand). Dit element eindigt
met een volledige cadens in Es groot.8 |
. |
44-52 |
derde element: een achtmatige periode, 4 maten voorzin (met
half slot op V), en 4 maten nazin (met volkomen heel slot op I)9.
In het tweede B-gedeelte van dit stuk wordt het derde gedeelte uitgebreid,
en gebruikt om terug te keren naar het hoofdthema.10
De indeling hierboven is enigszins problematisch (dat is waarschijnlijk
iedere indeling van dit B-gedeelte...):
- |
er is een groot contrast tussen enerzijds
het eerste en tweede element, en anderzijds het derde element; misschien
horen de eerste twee elementen daarom bij elkaar? |
- |
het derde element lijkt het meest 'thematisch'
- de eerste twee elementen worden waarschijnlijk nauwelijks als thematisch
gehoord, omdat ze voornamelijk uit figuratie bestaan; dit zou een reden
kunnen zijn het B-gedeelte pas in maat 44 te laten beginnen (maar het is
dan wel erg kort..) De maten 26-43 horen dan nog bij de overgang. Ik heb
niet zo onderverdeeld omdat de maten 26-43 in de reprise in essentie ongewijzigd
(behalve dat ze nu in C groot staan) worden geciteerd (vanaf maat 134). |
|
. . . |
52-61 |
'teruggang' |
. |
. |
In deze maten wordt teruggemoduleerd naar de
hoofdtoonsoort c klein. De modulatie staat in maat 56 (zie de herstelde
bes). Beethoven gebruikt een aardige 'truc': in de linkerhand zien we een
aantal keren de gang van een as naar een g. Eerst treden deze tonen op
als 4 en 3 in de toonsoort Es, maar de laatste keer (vanaf maat 56) verandert
de functie van deze tonen in 6 en 5 in de toonsoort c klein. Tegelijkertijd
worden beide tonen verlengd:
Zoals ook uit bovenstaande reductie blijkt eindigt dit vormdeel met
een lange 'dubbele punt' op V7, die de terugkeer van het hoofdthema aankondigt. |
Es-->c |
62-78 |
A- GEDEELTE / HOOFDTHEMA |
. |
62-69
70-73
74-78 |
letterlijk herhaling van het hoofdthema. |
c |
79-120 |
C- GEDEELTE - 'doorwerking' |
. |
79-94 |
Het middengedeelte begint in As groot; deze toonsoort wordt zonder
voorafgaande overgang ingezet. Er verschijnt een nieuw gegeven,
dat vooral gekenmerkt wordt door kwart- en kwintsprongen in de boven- en
onderstem - die in de harmonie een kwintvalsequens tot gevolg
hebben: I IV VII III VI II ..... V .
De maten 79-94 bestaan uit vier groepen van elk vier maten, die alle
eindigen met een half slot.. Vanaf de vijfde maat worden onder- en bovenstem
gedeeltelijk verwisseld, en dat spel herhaalt zich vanaf de dertiende maat
(maat 91), zodat we uiteindelijk als volgt kunnen groeperen:
8
+
8
( 4
+
4 )
( 4
+
4 ) |
As |
95-98 |
De maten 95 en verder vormen een korte verbinding. |
. |
99-107 |
Vanaf maat 99 wordt een (gevarieerde) herhaling ingezet van het
begin van het middengedeelte. De eerste vier maten (99-102) kunnen nog
worden beschouwd als een citaat, maar de tweede maatgroep (vanaf
maat 103) loopt anders af: deze wordt verlengd tot 5 maten, en er wordt
teruggemoduleerd naar de hoofdtoonsoort c klein (en toegewerkt naar V,
zie de chromatische lijn F - Fis – G in de bas):
|
As-->c |
108-120 |
De overige maten van het middengedeelte vormen een dominant-orgelpunt:
V in c klein wordt uitgebreid omspeeld, waarbij de toon G steeds in de
bas blijft liggen.Volgens mij is dit orgelpunt de belangrijkste reden waarom
we het C-gedeelte kunnen ervaren als 'doorwerkingsachtig': dit orgelpunt
zou heel goed aan het eind van een doorwerking in een sonatevorm hebben
kunnen staan.
Tot maat 107 is het C-gedeelte in feite niet erg 'doorwerkingsachtig':
er wordt nauwelijks gemoduleerd, en er is niet echt sprake van verwerking
van thematisch materiaal uit het A- of B-gedeelte. |
c
(orgel-
punt op V) |
121-128 |
A- GEDEELTE / HOOFDTHEMA |
. |
. |
Het hoofdthema wordt hier voor het eerst ingekort: alleen de
eerste acht maten worden geciteerd (maar dit zijn natuurlijk wel de belangrijkste
maten...) |
c |
129-134 |
overgang (met materiaal van A-gedeelte) |
. |
. |
Deze overgang verschilt wezenlijk van de eerste overgang tussen A en
B (vanaf maat 18): er wordt nu gewerkt met de nazin van het hoofdthema.
Dus eigenlijk staat de herhaling van de nazin hier wel, net als in maat
9-12. Maar hij heeft nu als functie om het A-gedeelte met het B-gedeelte
te verbinden, en eindigt in verband daarmee op V (half slot) in plaats
van op I (zoals in maat 12). En wordt bovendien met twee maten verlengd.
Dat de overgangszin is veranderd heeft natuurlijk ook te maken
met de andere toonsoort van het B-gedeelte (C groot in plaats van
Es groot). Interessant is dat, door de her-interpretatie van de nazin van
het hoofdthema in de overgang, het hoofdthema en de overgang veel sterker
met elkaar verbonden zijn dan in de expositie (maat 17/18). |
c |
135-157 |
B- GEDEELTE / NEVENTHEMA
Net als in het hoofdthema, wordt ook in het neventhema in de reprise
het nodige weggelaten:
|
C |
135-143 |
het eerste element is bijna hetzelfde als in de expositie, behalve
dat de tweede helft met een maat wordt verlengd (namelijk maat 142) ( 4
+ 5 ); |
. |
144-153 |
het begin van het tweede element is weggelaten (de maten 34-37
ontbreken hier); daar staat tegenover dat de rest van het tweede element
wordt uitgebreid - en op die manier ontstaat toch een groep van
tien maten (net als in de expositie); |
. |
154-157 |
het derde element begint als in de expositie, maar vanaf de
vijfde maat blijkt dat we aan het moduleren zijn - en daarom denk ik dat
we vanaf maat 158 in een 'teruggang' zitten. De werkwijze is vergelijkbaar
met de overgang in de maten 129-134: wat eerst klinkt als herhaling of
voortzetting van een thema, blijkt zich te ontwikkelen tot overgang resp.
'teruggang'. |
. |
158-170 |
'teruggang' |
. |
. |
Hier wordt teruggekeerd naar c klein, door middel van het 'staartje'
van het derde element van het B-gedeelte (sequenzen, vanaf maat 166 toewerken
naar de dominant):
|
. |
171-182 |
A- GEDEELTE / HOOFDTHEMA |
. |
171-178
179-182 |
De eerste acht maten worden (vrijwel) letterlijk geciteerd.
De herhaling van de nazin is sterk gevarieerd.
We zouden kunnen zeggen dat de externe uitbreiding zich ontwikkelt
tot een coda - daardoor is misschien niet op het eerste gezicht duidelijk
waar de coda begint (ik kies voor maat 183, omdat daarna geen enkel echt
'beginpunt' meer te vinden is). |
c |
183-210 |
CODA |
. |
183-193 |
eerste gedeelte van de Coda. De harmonie in de eerste maten
lijkt op de harmonie van de externe uitbreiding in de maten 13-17: op beide
plaatsen wordt begonnen met (V7) --> IV .
De maat groepering is:
4
+
7
( 1 + 1 ) +
2
( 1 + 1 ) +
5
motief herh.
motief herh.
Zowel in maat 185/186 als in maat 192/193 staat een sterke cadens,
eindigend op I (heel slot). De groep van 7 maten is een uitgebreide (en
daardoor nog spannendere?) herhaling van de groep van 4 maten. |
c |
194-210 |
tweede gedeelte van de Coda. Omdat de harmonie hier nogal bijzonder
is hieronder een laatste harmonische reductie. De maatgroepering is af
te leiden van de haken:
|
c |
|
|
Ik wil tenslotte nog even terugkomen
op de structuur van het hoofdthema van dit Beethoven-Rondo. Aan
het begin van het schema hierboven beweerde ik dat de eerste acht maten
een periode vormen. Dit begrip zal ik hieronder eerst toelichten, in samenhang
met het begrip Satz11,
alvorens terug te keren naar Beethoven.
De begrippen periode en Satz worden gebruikt als beschrijving
van twee soorten muzikale frases; daarbij zijn Satz en periode min
of meer elkaars tegendeel. Het is handig van archetypes uit
te gaan – een Satz en een periode dus waarin alles 'precies klopt'. In
de praktijk is dat (uiteraard) vaak niet het geval, en wijken muzikale
structuren van deze archetypes af, of laten zich zelfs helemaal niet met
een van beide begrippen vangen.
Een periode laat zich het beste omschrijven als: een muzikale
zin van in principe acht (of vier, of zestien) maten, die onderverdeeld
is in twee even lange helften, die we voorzin en nazin
kunnen noemen. In de voorzin (de eerste vier van acht maten dus) wordt
een 'muzikale vraag gesteld', die in de nazin wordt 'beantwoord'. Dat we
de vierde maat als vraag ervaren, en de achtste als antwoord komt door
de harmonie: aan het eind van de voorzin staat in principe een half
slot12,
aan het eind van de achtste maat een heel slot13.
We kunnen verder stellen dat in een 'ideale' periode sprake is van sterke
motivische
overeenkomst tussen voor en- nazin. Als we uitgaan van een periode
van acht maten wordt idealiter in de eerste twee maten van de voorzin een
motief gepresenteerd, dat in de eerste twee maten van de
nazin terugkeert.
De laatste twee maten van de voorzin corresponderen op hun beurt met de
laatste twee maten van de nazin – met dien verstande dat hier sprake moet
zijn van een verschil: de voorzin eindigt immers harmonisch anders dan
de nazin:
|
4
|
|
+
|
|
4
|
|
|
|
|
( 2 |
+
|
2 )
|
|
( 2 |
+
|
2 )
|
|
|
|
|
|
half slot
|
|
|
|
heel slot
|
|
|
|
motief a
|
|
motief b
|
|
motief a
|
|
motief b'
|
|
|
|
(Het accentje achter het tweede motief b geeft aan dat het verschilt
van het eerste motief b).
Hieronder een 'perfect' voorbeeld, de eerste acht maten van het eerste
deel van de Pianosonate in A groot van Mozart:
De eerste acht maten van de Sonate in D,
Hob. XVI:37 van Haydn14
vormen een even 'perfecte' periode.
In een periode komt de harmonie op de eerste plaats: als er in
een frase geen vraag-/antwoord-relatie tussen voorzin en nazin staat, is
de frase geen periode. Wel kan
- |
ook een andere 'niet-definitieve
afsluiting' in plaats van het half slot worden gebruikt
|
- |
(soms) in de nazin
van een periode worden gemoduleerd (en we spreken dan van een modulerende
periode).
|
Een goed voorbeeld van beide verschijnselen is te vinden in nr.15 (in
As groot) uit de Walzer Op.39 van Johannes Brahms (zie bijlage aan het
eind van deze tekst). In de eerste acht maten van dit stuk staat een periode.
Maar: in maat 4 staat een onvolkomen heel slot15.
En in maat 8 blijkt er gemoduleerd te zijn naar c klein. (Het heel
slot in maat 8 is overigens weer onvolkomen; misschien ervaren we
de gehele frase vooral als periode vanwege de maatgroepering?)
Anders dan in een periode komt in een Satz niet de harmonie,
maar motivische ontwikkeling op de eerste plaats. In een Satz geen
sprake is van een vraag-/antwoord-relatie tussen twee maatgroepen, dus
is er iets voor te zeggen om niet te spreken van voor- en nazin, maar bijvoorbeeld
van presentatie (of presentatiefrase) en voortzetting
(of voortzettingsfrase).16
In een 'ideale' Satz (van 8 maten) gaat de motivische ontwikkeling als
volgt:
- |
in maat 1 en 2 wordt
een motief (of motiefgroep) voorgesteld
|
- |
in maat 3 en 4 wordt
een sequens van dit motief gebracht, of wordt het herhaald
|
Deze eerste 4 maten vormen samen de presentatie.
- |
in maat 5 en in maat
6 worden de motieven uit resp. maat 1-2 en 3-4 verkort. (maat 5 correspondeert
dus met maat 1-2, en maat 6 met maat 3-4).
|
- |
in maat 7-8 wordt
de Satz afgesloten met een verdere motiefonwikkeling, of met een soort
'conclusie'.
|
Deze 4 maten vormen samen de voortzetting.
Een Satz eindigt bij voorkeur open, met een half slot:
( 2 |
+
|
2 )
|
+
|
|
|
|
4
|
|
|
|
|
|
|
( 1
|
+
|
1 )
|
+
|
2
|
|
motief a
|
|
motief a' (sequens)
|
|
motief a [verkort]
|
|
motief a' [verkort] |
|
motief b
|
|
|
|
of
motief a (herhaling)
|
|
|
|
|
|
|
half slot |
Hieronder een voorbeeld van een 'perfecte' Satz (het begin van het eerste
deel uit de eerste Pianosonate van Beethoven, Op.2,1):17
voorbeeld 7: Beethoven, piano sonate in f klein,
Op. 2.1, begin van het eerste deel |
|
|
|
Omdat periodes en Sätze verschillend
van lengte kunnen zijn (dus bijvoorbeeld 8, maar ook 4 of 16 maten) is
het mogelijk dat een gedeelte van een periode een Satz vormt, of andersom.
Dit is goed te zien in de Sonate in D, Hob. XVI:37 van Haydn18:
de eerste vier maten vormen een 'kleine Satz': het motief in maat
1 wordt in maat 2 herhaald, en maat 3 en 4 zijn weliswaar niet heel erg
duidelijk gebaseerd op de eerste twee maten, maar we zien toch verkorting,
en een half slot in maat 4. Een nog beter voorbeeld is het begin van het
derde deel van de Pianosonate KV 330 van Mozart: hier vormen de eerste
8 maten van een zestienmatige periode een min of meer perfecte Satz.19
Het zal duidelijk zijn waarom ik de eerste acht maten van het laatste
deel van de Beethovensonate bestempel tot periode: in maat 4 staat
een half slot, in maat 8 een heel slot, waardoor het geheel klinkt als
'vraag-en-antwoord'. Maar - anders dan in het thema van de Sonate in A
van Mozart (zie hierboven) - is hier niet zo duidelijk hoe de nazin motivisch
aan de voorzin refereert: als er al sprake is van verbanden, dan zijn die
op zijn minst verhuld.
Dat de nazin in maat 9-12 wordt herhaald heeft niet echt invloed op
de structuur van het thema: we ervaren deze herhaling als 'extra', maar
in de kern blijft het gaan om een periode van acht maten. De maten
13-17 staan in zekere zin los van het voorafgaande, en kunnen daarom worden
beschouwd als externe uitbreiding:20 |
voorbeeld 8: Beethoven, piano sonate in c klein,
Op. 13 begin van het laatste deel |
|
|
|
|