home  > 
muziektheorieanalyse  > inleiding analyse en harmonie > metrum, ritme en motieven; Satz en periode; versieringstonen
 
g. literatuurvoorbeeld: analyse van Schubert, sonate in A D64, tweede deel

Als besluit van dit hoofdstuk een volledige - maar enigszins schematische - analyse van het langzame deel uit de Sonate in A-groot, D 664 van Schubert. Wie dit wil moge op dit moment de harmonische analyse grotendeels negeren; ik kom hierop in hoofdstuk 6 en 8 nog terug. 

voorbeeld 129
Schubert, sonate in A gr.t. D 664, tweede deel 
De maten 1-14 vormen een eerste gedeelte, dat weer in tweeën onderverdeeld kan worden:  Maat 1-7 en maat 8-15, dus 7 + 8 maten. De geleding is in zijn geheel:
maat: 1 5 8 12 14
                     
 
4
 
+
 
3
     
4
  + 4
(   2 
+
     2   )
 
(   2 
+
    1   )
 
(   2 
+
   2   )
 
(   2 
+
  2   )
 
 (1 + 1)
 
(1 + 1) 
 
(1 + 1) 
     
(1 + 1) 
 
(1 + 1) 
 
(1 + 1)
 
(1 + 1)

Binnen de maatgroep 1-7 klinkt 1-4 als een voorzin, en 5-7 als een nazin; hetzelfde geldt voor de tweede maatgroep: maat 8-11 voorzin, maat 12-15 nazin. Door het onvolkomen heel slot in maat 7, en vooral door het feit dat maat 5-7 een groep van3 maten vormt (in plaats van de verwachte 4) kan het gedeelte maat 8-15 op zijn beurt weer als een "grote nazin" ten opzichte van de "grote voorzin"in maat 1-7 worden gehoord. Ondersteund wordt dit ook door de bas in maat 7: Deze maakt géén kwint- of kwart-sprong van de dominant naar de tonica, maar "vult de afstand in" met de doorgangstonen B en Cis.

De harmonie is in deze eerste 15 maten eigenlijk zeer eenvoudig; wel wordt er steeds gebruik gemaakt van vertragingen in de bovenstem. Soms leiden deze er toe (zoals bij de eerste tel van maat 1) dat een klank ontstaat die op zich als akkoord kan worden opgevat (in dit geval VI6). Toch  horen we in maat 1 niets anders dan de tonica (een D-groot-akkoord dus)! Een reductie van maat 1-15:   ......Het gedeelte maat 1-15 (of eventueel alleen maat 1-7 NEE) zouden we overigens (omdat het een aantal keren terugkomt) het thema kunnen noemen. 
WISSELAKKOORD UITLEGGEN V6/5 EVT VERWIJZING HARM VERTRAGINGEN!! TRUGSCHLUSS!bedrieglijk slot  (VERG. MET ANDERE TRUGSCHLUSS MET EXTRA NOTENVB, OOK VOOR DE VERTRAGINGEN 
SEKUNFGANG IN BOVENSTEM LATEN ZIEN. VERGELIJKING VOOR-EN NAZIN. BEGRIPPEN VOOR-EN NAZIN BETER GEBRUIKEN.

voorbeeld 130
Schubert, sonate in A gr.t. D 664, tweede deel. Harmonische reductie van maat 1-15 
Na maat 15 volgt een ontwikkeling, die onder meer bestaat uit een aantal modulaties. Totdat in maat 33 het thema weer terugkomt (in G-groot) kunnen we twee "frases" onderscheiden: Maat 16 (met lange opmaat)-26 en maat 27-33. In feite wordt nog steeds gebruik gemaakt van hetzelfde motivische materiaal: Gebruikt worden varianten van de beide motieven uit maat 1/2:

MOTIEVENVB

Het onderscheiden van 2 gedeeltes tussen maat 16 en 33 is vooral mogelijk door wat er harmonisch gebeurt. Na een korte "schijnbeweging" in maat 16 (de toon Ais, en het akkoord boven deze toon lijken te wijzen in de richting van de toonsoort b-klein) PRECIEZER UITLEGGEN, EVT MET EXTRA NOTENVB en een "verkeerde oplossing" (de Ais stijgt niet, maar daalt naar de Gis in maat 17) - na deze "schijnbeweging" blijkt fis-klein de nieuwe toonsoort te worden. Motivisch zijn de maten 18/19 natuurlijk een gevarieerde herhaling van de twee maten daarvoor. De maten 20-22 zijn een afsluiting in de toonsoort fis-klein, en lijken te willen aansturen op een "goed" slot op de eerste tel van maat 23 - verwacht wordt daar namelijk de toon  Fis in de sopraan. "Helaas" wordt deze Fis vermeden, doordat de bovenstem in maat 23 onmiddellijk begint met een herhaling. Hierdoor ontstaat een overlapping: Harmonisch gezien is maat 23 een slot; tegelijkertijd is deze maat echter ook een begin, omdat hier de herhaling van de melodie begint. Melodisch gezien vindt in maat 26 (aan het eind van de herhaling dus) wél een afsluiting plaats; harmonisch echter niet: We verwachten namelijk een tonica, terwijl er een ander akkoord verschijnt (in dit geval VI). In zo'n geval spreekt men van een bedrieglijk slot (of: Trugschluß, van trügen=bedriegen). NADER UITLEGGEN, MET VB? 
voorbeeld 131
i
Maat 26-33 vormen een tweede gedeelte binnen het geheel van de maten 16-33. Nog 4 maten lang (2629) blijft de toonsoort duidelijk fis-klein; in 30-31 lijkt het e-klein te worden, totdat maat 32 duidelijk maakt dat toch uiteindelijk G-groot "de bedoeling is". UITLEGGEN Nog steeds wordt gewerkt met varianten van de eerste twee motieven van het stuk (maat 1/2). In maat 26-33 is duidelijk Sekundgang aan te treffen (zie de met een kringetje gemarkeerde noten in onderstaande reductie). 
voorbeeld  132
i
De maten 33 en verder lijken aan te sturen op een "gewone" herhaling van het thema, in de nieuwe toonsoort G-groot. Voor wat de eerste 7 maten betreft klopt dit ook: Afgezien van de begeleidings-figuurtjes zijn 33-38 een letterlijke herhaling van 1-7. Na maat 40 (maat 40 zelf komt nog overeen met maat 8) verandert het beeld: Met name vanaf maat 42 wordt duidelijk dat er wordt gemoduleerd: Het akkoord in deze maat, een dominant-septime-akkoord op A, maakt met name in                   combinatie met                                            de "klank met                     overmatige 6"                                           in maat 43                     (en 45)                       duidelijk dat D                     de "bedoelde"                      grondtoon is.                      Het gedeelte                 maat 42-49                bestaat in                                          hoofdzaak uit                        herhaling van                              deze twee                                                              akkoorden.
OVERMATIG X-AKKOORD UITLEGGEN OF VERWIJZEN NAAR ALG MUZIEKLEER EN/OF HARM
voorbeeld 133
??????????????????
reductie 33- 
Vanaf maat 50 verschijnt weer het thema, deze keer als aan het begin van het stuk in de hoofdtoonsoort D-groot. Er zijn echter nogal wat verschillen: Zo zien we dat de hoogste steem van de linker hand de bovenstem imiteert, waardoor de motiefstructuur niet meer in beide handen gelijk is, maar één maat ìverschovenî - zie de haakjes in de noten. Het belangrijkste verschil is echter het volgende: 

Afgezien van de imitaties in de linker hand en een melodische variant in de rechter hand (in de maten 51 en 53) komen de maten 50-53 precies overeen met de maten 1-4. Vanaf maat 54 blijkt echter dat Schubert op een nogal geraffineerde manier van verkortingstechniek gebruik maakt: De laatste drie maten van de ìgrote voorzinî (maat 6/7 dus) komen hier te vervallen, evenals de tweede maat van de ìgrote nazinî (maat 9). In plaats daarvan laat Schubert na de eerste 4 maten (maat 50-53 dus) onmiddelijk de achtste maat volgen, en daarna de tiende (maat 8 komt dus overeen met met maat 54, en maat 10 met maat 55; beide maten zijn enigszins veranderd). De elfde en twaalfde maat komen weer te vervallen. De derde en vertiende maat komen dan echter twee keer voor: De maten 13/14 komen overeen met 56/57, maar ook met 58/59 (alleen staan 58/59 in mineur). De slotmaat tenslotte (oorspronkelijk maat 15 dus)  vervalt weer (maat 15 had overeen moeten komen met maat 60), waardoor in maat 60 een overlapping komt te staan. 

Het geheel even in de vorm van een schema: EN NOTENVB

maat:  1     2     3    4     5     6     7     8     9    10    11    12    13    14    15  (16) 

   50  51  52  53    54  55         56   57
                 58   59         60
             (herhaling) (overlapping) 

Doordat een groep maten die oorspronkelijk 15 maten maten lang was ìin elkaar gedruktî wordt tot 11 maten (of in feite 9 maten, als we de herhaling in maat 58/59 buiten beschouwing laten) wordt indeling van de maten 50-60 in een voor- en nazin problematisch: Een afsluiting of ìrustpunt in het middenî zoals in maat 7 wordt hier immers juist vermeden; het is aardig dat op deze manier, dus doordat de oorspronkelijke ìgrote voorzinî en ìgrote nazinî worden ìgecomprimeerdî tot een kortere eenheid van 11 maten, deze kortere eenheid langer is dan dan één van beide helften van maat 1-15, en dus ook  klinkt als een verlenging! - Verlenging door verkorting dus.... 

De maten 60/61 zijn een variant van 16/17 (harmonisch gewijzigd!); 62/63 komen vrijwel overeen met 18/19 (alleen stonden 18/19 in fis-klein, terwijl 62 in D-groot staat. De maten 64-70 komen exact overeen met de maten 20-26, behalve - bepaald niet onbelangrijk! - dat aan het eind de Trugschluß wordt vervangen door een ìgewoonî slot op de tonica in D-groot. De maten 71-75 tenslotte kunnen worden beschouwd als een coda (=een min of meer op zichzelf staand slotgedeelte).