home  > 
muziektheorieanalyse  > inleiding analyse en harmonie > metrum, ritme en motieven; Satz en periode; versieringstonen
 
c. verkorting en verlenging van motieven: afsplitsing, variantie; Satz en periode
HIER EVT VERWIJZEN NAAR SEQUENS IN  TRANSP PAR b.(left: 3b-transp-t-sequens.html )
1. verkorting, velenging, afsplitsing, variantie van motieven

Een motief kan worden verkort of verlengd: dat wil zeggen dat een motief op een moment dat het wordt herhaald korter of langer is dan op het moment dat het voor het eerst optreedt. Het begin - het eerste thema - van de sonate in f-klein op.2 nr.1 van Beethoven is een duidelijk voorbeeld van motief-verkorting (zie voorbeeld 116 hieronder). Het gaat om een muzikale zin van 8 maten, onderverdeeld als 4+4  maten. De maten 1-4 kunnen voorzin worden genoemd (de 'vraag') en maat 5-8 nazin (het 'antwoord', de 'conclusie'). Een soortgelijke benoeming - met de begrippen voorzin/nazin - is overigens ook bij veel andere voorbeelden mogelijk (-LINK MAKEN zie bijvoorbeeld voorbeeld 3, 27, 32, 52, 54, 93, 97 c, 99). De voorzin bestaat uit twee groepen van twee maten, die elk eigenlijk niet verder onder te verdelen zijn - we beschouwen dus de maten 1 en 2 samen als één motief; hetzelfde geldt voorde maten 3 en 4. In de eerste 2 maten van de nazin worden alleen de even maten van de voorzin  herhaald: de drieklanks-brekingen van maat 1 en 3 vervallen namelijk in de nazin; er is dus sprake van verkorting van het beginmotief. Dit betekent ook dat de maten 5 en 6 ieder afzonderlijk een motief hebben, en deze eerste 2 maten van de nazin onder te verdelen zijn als  1+1 maat.
Door de snellere opéénvolging van het figuurtje  , en de snellere opéénvolging van akkoorden in de nazin, neemt vanaf maat 5 de spanning toe. De maten 7 en 8 vormen een eenheid van twee maten, en een soort conclusie na de verkortingen in de eerste twee maten van de nazin. De maten 7 en 8 kunnen eventueel worden onderverdeeld als (1/2/+1/2)+1 maat, met name omdat in maat 7 voor het eerst per halve maat een nieuw akkoord verschijnt - het effect is een nog verdere versnelling. 
De geleding van deze acht maten in zijn geheel: 
 

voorzin:
maat 1-4
    nazin: 
maat 5-8
4
 
+
 
 4
(    2 
+
2    ) 
(    2
+
2   )
 
( 1 + 1 )
(1/2+1/2) + 1
voorbeeld 116
Beethoven, sonate in f kl.t. op.2 nr.1, begin van het eerste deel
Een enigszins vergelijkbare situatie is te vinden aan het begin van de sonate in G groot, KV 283 van Mozart.Er is weliswaar geen sprake van verkorting van een motief; maar doordat motief 2 in de nazin (vanaf maat 5) komt te vervallen vindt toch een versnelling plaats, vergelijkbaar met de versnelling in de nazin van het Beethoven-voorbeeld hierboven: vanaf maat 5 verschijnt motief 1 iedere maat:
In de maten 5-8 is verder sprake van motief-verlenging: motief 1 is namelijk in de voorzin een 'mannelijk' motief; in de nazin wordt dit motief verlengd tot een 'vrouwelijk' motief:: wordt:  en tenslotte:  (de laatste verlenging kunnen we weer als 'mannelijk' beschouwen).

In het Adagio van het eerste deel van de sonate "Les Adieux" van Beethoven wordt het motief vanaf maat 3 verlengd tot:  (en krijgt dus ook een "vrouwelijk slot"). In de sonate in G groot van Mozart (zie hierboven) vormt het nieuwe 'vrouwelijk' slot het begin van een nieuwe ontwikkeling (namelijk het begin van de nazin in maat 5); in "Les Adieux" is het 'vrouwelijk' motief in maat 3 eerder een soort conclusie van de eraan voorafgaande twee 'mannelijke' motieven.

Het effect van verlenging kan ook worden bereikt door koppeling van motieven tot een groter geheel. Natuurlijk worden motieven uiteindelijk altijd opgenomen in een grotere gehelen, maar als een motief eerst de indruk wekt min of meer op zichzelf te staan, maar later duidelijk met een ander motief wordt verbonden, wordt de indruk gewekt dat sprake is van verlenging. Iets van dien aard gebeurt in het menuet uit de sonate in f-klein op.2 nr.1 van Beethoven: in de maten1 en 2 lijkt het motief op zichzelf te staan; in maat 3/4 wordt het verbonden met een volgend motief tot: 
Overigens wordt in dit menuet ook verkort: vanaf maat 16 (tweede maat na de dubbele streep) vervalt de opmaat van het motief , waardoor het verkorte, thetische motief: ontstaat. 

De omgekeerde procedure, namelijk dat een motief uit een groter geheel wordt gehaald, en zich min of meer verzelfstandigt, heet afsplitsing; een goed voorbeeld is de nazin van de sonate in G groot, KV 283 van Mozart; motief 1 gaat hier vooralsnog verder alleen door het leven (dus zonder de voortzetting in de vorm van motief 2); doordat motief 1 wordt herhaald (in de vorm van een sequens) hebben we toch ook weer het gevoel dat een nieuwe eenheid ontstaat:

Ook in het eerste deel van de sonate in a klein van Schubert wordt een motief afgesplitst: In de maten 35, 38 en 39 wordt het motief uit het grotere verband gelicht. 
Een fraai voorbeeld van een afsplitsings-proces is ook te vinden in de maten 43 en verder van het eerste deel van de sonate in A groot op. 101 van Beethoven.

Alle tot nog toe genoemde motief-technieken (verkorting, verlenging, afsplitsing, koppeling, variatie) hebben natuurlijk te maken met muzikale, speciaal ritmisch en melodische ontwikkeling; met het componeren van afsluiting, ontwikkeling, versnelling, verlangzaming en dergelijke in een muzikale structuur (en de muzikale spanning/ontspanning die hierdoor weer ontstaat). 

2. Satz en periode

TEKST VOLGT NOG 
 

HIER EVT VERWIJZEN NAAR SEQUENS IN  TRANSP PAR b.(left: 3b-transp-t-sequens.html ) (SATZ)
 

voorbeeld 117 en 118 periode
en nog twee voorbeelden van afsplitsing/varianten en Satz/periode 119 120

ROL HARMONIE/Structuur SATZ EN PERIODE

 
2. Satz en periode

TEKST VOLGT NOG 
 

HIER EVT VERWIJZEN NAAR SEQUENS IN  TRANSP PAR b.(left: 3b-transp-t-sequens.html ) (SATZ)
 

voorbeeld 117 en 118 periode
en nog twee voorbeelden van afsplitsing/varianten en Satz/periode 119 120

ROL HARMONIE/Structuur SATZ EN PERIODE