home  > 
muziektheorieanalyse  > inleiding analyse en harmonie > intervallen; consonantie en dissonantie
 
f. een paar literatuurvoorbeelden; verboden parallellen

1. een paar literatuurvoorbeelden

In deze paragraaf een paar voorbeelden van het gebruik van de in de vorige paragraaf beschreven dissonante intervallen. Het gaat er daarbij met name om te signaleren op welke manier intervallen als bijvoorbeeld verminderde kwint of verminderd septime in staat blijken een toonsoort 'af te bakenen', en wat het effect is van de oplossing van dergelijke intervallen naar bepaalde tonen in de toonsoort.
In voorbeeld 82 (air uit de tweede franse suite van Bach) zijn al op een aantal punten karakteristieke, dissonante intervallen in de bovenstem, en tussen boven- en onderstem aangegeven (zoals: verminderde kwint, kwart en septime). Dergelijke 'spannings-intervallen' kunnen tegelijkertijd, bijvoorbeeld  in een akkoord optreden, maar ook in een melodie. Dan kan het gaan om een melodie waarin een akkoordbreking wordt gebruikt, maar dat is niet altijd het geval. In alle gevallen verwachten we een oplossing; met name als naar de tonica wordt opgelost wordt de toonsoort bevestigd. In het  onderstaande voorbeeld (het begin van de Sonate in c kl.t., op. 10 nr.1 van Beethoven, voorbeeld 100) is goed te zien welke rol de intervallen verminderde kwint (#7^ - 4^) en verminderd septime  (#7^ - 6^) kunnen spelen bij het bevestigen van een mineur-tonica:

voorbeeld 100
Beethoven, sonate in c kl.t. op.10 nr.1; begin van het eerste deel
in de maten 1-31 (het eerste thema van dit sonatendeel) wordt opvallend vaak het septimeakkoord op de  VIIe trap, en iets minder vaak het septimeakkoord op de Ve trap gebruikt. Beide trappen hebben dominantfunctie, evenals de drieklank op de Ve trap
REST TEKST NOG NIET AF
dominantwerking door leidtoon. Structuur dom7 en verm. kwint. Oplossing septime (en verwijzing aml-toelex.) Structuur vm7-akkoord en verm kwint+ verm.septime. Voorbeeldjes voor beide (in c klein)
Bespreking akk-breking maat 5/6 en 17 Idem voor dom7 in maat 21. Link naar frameleft dom7akk Omkering nog niet bespr. evt. verwijzen naar hfdstk septakk.
Samenhang met structuur: 4 maten tnica, 4 maten dom Oplossing in maat 9. Structuurschema 1-8 en 9--. Fauxburdon uitleggen. Cadens uitleggen maat 17--(volledige.evt. verwijzen naar harmonietekst) Idem volledige cadens aan eind thema.  Structuurschema 17-22 en samenhang met voorafgaande laten zien. Structuurschema laatste maten, conclusie.
Aan het begin van de Fantasie in c-klein van Mozart is goed te zien hoe de mineur-toonsoort kan worden 'ingekaderd' met behulp van het verminderd septime tussen de leidtoon en de zesde toon (de tonen b en as in voorbeeld 101; de toonsoort is c klein). In de twede maat wordt de dominant omspeeld met het 'bijbehorende' verminderd septime fis-es, en met de overmatige sext as-fis (dus tussen 6^ en #4^):
voorbeeld 101
Mozart, Fantasie in c-klein KV 475 (begin)
Een fraai voorbeeld van het 'inkaderen' (en benadrukken) van de dominant in een mineur-toonsoort is ook te vinden in de sonate 'Les Adieux' van Beethoven (voorbeeld  102). Al in de eerste vier maten van dit stuk wordt gemoduleerd van Es groot naar c-klein: in maat 4 staat een half slot in c-klein (zie de g in de bas, en de b op de derde achtste in de bovenstem). Dit half slot wordt bereikt via de tonen fis en as (op het laatste achtste van maat 3, in de linker hand) - net als in het Mozart-voorbeeld hierboven wordt de dominant dus bereikt via #4^ en 6^ . In dit voorbeeld is goed te zien hoe het interval van de overmatige sext (en dan met name #4^, hier dus de Fis) als (chromatische) doorgang fungeert: zie de tegenbeweging tussen de twee stemmen in de linker hand vanaf maat. De intervallen die in deze tegenbeweging tot stand komen staan onder het voorbeeld vermeld. De domiant wordt bovendien nog bevestigd door het verminderd septime fis-es (#4^ - 7^ in c klein)  in de rechter hand:
voorbeeld 102
Beethoven, sonate op.81a 'Les Adieux', begin van het eerste deel 
kl=klein   ov=overmatig  vm=verminderd   r=rein
Het is aardig de voorbeelden 101 en 102 te vergelijken met het tweede deel van de sonate in A groot, D 664 van Schubert
 
2. verboden parallellen

Een  laatste opmerking in dit hoofdstuk over intervallen gaat over parallelle consonante intervallen. In de literatuurvoorbelden in deze teksten zijn zonder al te veel moeite ettelijke voorbeelden te vinden  zijn zonder probleem voorbeelden te vinden. Maar met uitzondering van de parallel-organa in voorbeeld  77 is in dit hoofdstuk geen enkel voorbeeld te vinden van twee stemmen die in parallelle primen, octaven of kwinten bewegen. Deze parallellen (dus: parallellen van volkomen consonanten) worden sinds de Renaissance in principe niet geschreven: ze komen in de muziek tot het eind van de negentiende eeuw zo goed als nooit voor. De reden voor dit parallellen-verbod is niet helemaal duidelijk, vooral omdat een belangrijk deel  van de Middeleeuwse meerstemmige muziek juist wél parallelle volkomen consonanten gebruikt. 
Er zijn in hoofdlijnen twee theorieën over mogelijk: 
 

  1. octaaf, prime en kwint zijn intervallen waarbij de 'versmeltingsgraad' zo hoog ligt dat de zelfstandigheid van de stemmen in meerstemmige muziek aangetast wordt als men deze intervallen parallel zou gaan schrijven: twee stemmen die in parallelle volkomen consonanten lopen, versmelten voor ons gehoor min of meer tot een enkele stem. Onduidelijk blijft dan echter waarom in situaties waarin absoluut geen zelfstandige stemmen bedoeld zijn (bijvoorbeeld als een stuk hoofdzakelijk 'in akkoorden', dus verticaal is gecomponeerd) geen parallelle 1, 5 of 8 zouden kunnen voorkomen. Bovendien wordt in onze hoorervaring de zelfstandigheid van de stemmen ook aangetast bij elk ander parallel interval, zeker als langdurig met parallelle intervallen wordt gewerkt;
  2. doordat tegen het eind van de Middeleeuwen sexten en tertsen (en  daardoor uiteindelijk de drieklank) een steeds grotere rol gingen spelen werden volkomen consonanten langzamerhand 'bewaard' voor het begin en het eind van stukken of gedeeltes van stukken. Wellicht werd hierdoor het gebruik van parallelle 1, 5, en 8 gevoeld als iets dat in tegenspraak was met de muzikale beweging na het begin-interval en voor de slotwending: beweging kan beter door middel van tegenbeweging of door parallelle onvolkomen consonanten uitgedrukt, terwijl stilstand beter kan worden uitgedrukt door volkomen consonanten. Maar misschien werden parallelle 1, 5 en 8 vanaf het eind van de Middeleuwen gewoon gehoord als 'ouderwets' (want middeleeuws), vervolgens door componisten vermeden en tenslotte door theoretici (en door de Paus in 1550!) verboden. 
Uitgesloten zijn dus bijvoorbeeld volgende bewegingen in 2 stemmen: 
voorbeeld 103
verboden parallellen
Overigens wordt vanaf de Barok wél verschil gemaakt tussen enerzijds parallelle octaven en primen, en anderzijds octaaf- of prime-verdubbelingen: als octaven en/of primen alleen dienen als klankversterking of 'kleuring' (bijvoorbeeld in de instrumentatie van een stuk voor orkest) kunnen verschillende stemmen wél in parallelle octaven of primen bewegen. Uitgesloten zijn parallelle octaven en primen dus alleen als het gaat om twee echt zelfstandige stemmen. Dit in tegenstelling tot parallelle kwinten, die tot ca.1900 in het geheel niet worden gebruikt (op enkele zeer uitzonderlijk situaties na). 

Aangezien ook parallelle beweging in dissonante intervallen meestal  problematisch is (dissonanten moeten immers worden opgelost; in een beweging van bijvoorbeeld parallelle secundes wordt geen enkele secunde opgelost) zijn de belangrijkste parallelle bewegingen:

  1. parallelle tertsen en sexten (onvolkomen consonanten dus) 
  2. parallelle kwarten; de laatste komen vaak voor in het kader van beweging in parallelle sextakkoorden (de zgn. faux-bourdon); anders gezegd: beweging in parallelle kwarten is niet mogelijk tussen de onderstem en een van de bovenstemmen, maar wel tussen bovenstemmen onderling.
In de voorbeelden 80, 81en 82  is goed zichtbaar hoe parallelle sexten en tertsen (of decimen) gebruikt worden: zie de cijfers 3, 6 en 10 in de voorbeelden. Soms is een situatie waarin gebruik wordt gemaakt van één of meer dissonante intervallen die naar een onvolkomen consonant oplossen te herleiden tot een beweging in parallelle tertsen of sexten.