home  > 
muziektheorieanalyse  > inleiding analyse en harmonie > intervallen; consonantie en dissonantie
 
a. intervalsoort en -grootte; omkering van intervallen

In het eerste hoofdstuk heb ik al een overzicht gegeven van de namen van de intervallen, oftewel: van de verschillende intervalsoorten. Intervallen worden verder onderscheiden naar hun grootte. Ik ben er in de vorige hoofdstukken weliswaar enigszins van uitgegaan dat de lezer al iets meer over intervallen weet. Maar op dit punt is het zinvol e.e.a. op een rijtje te zetten:

Er kunnen twee groepen intervallen worden onderscheiden:

  1. intervallen die in principe rein zijn: prime, octaaf, kwint en kwart; als een rein interval een halve toon wordt verkleind wordt het verminderd; als het een halve toon wordt vergroot wordt het overmatig
  2. intervallen die in principe groot of klein zijn: terts,sext, secunde en septime; als een groot interval een halve toon wordt verkleind wordt het klein; als een klein interval een halve toon wordt verkleind wordt het verminderd; als een groot interval een halve toon wordt vergroot wordt het overmatig
Oftewel, in de vorm van een schema:
voorbeeld 59
intervalgrootte
Het 'vergroten' of  'verkleinen' van een interval gebeurt chromatisch; anders zou een ander interval ontstaan: de terts cis-e kan worden vergroot tot cis-eis, maar niet tot cis-f - dit laatste interval is geen terts, maar een kwart.

Voor beide groepen intervallen geldt: 

een interval is groot of rein, als de bovenste toon van het interval
voorkomt in de majeurladder die op de onderste toon begint.
Een paar voorbeelden:
voorbeeld 60
intervalgrootte
a.verandering van een rein interval

b. verandering van een groot of klein interval
Sommige van de intervallen in voorbeeld 60 zijn tamelijk theoretisch: zo zal men niet snel een verminderd octaaf, een overmatige terts of een verminderde sext tegenkomen. De volgende intervallen komen in de praktijk voor:
 
prime rein
secunde klein, groot, overmatig
terts verminderd, klein, groot
kwart verminderd, rein, overmatig (soms: dubbelovermatig)
kwint verminderd, rein, overmatig (soms: dubbelverminderd)
sext klein, groot, overmatig
septime klein, groot, verminderd
octaaf rein

Intervallen opbouwen is tamelijk eenvoudig als de onderste toon grondtoon van een gebruikelijke majeur-toonladder is; het is iets lastiger als de onderste toon grondtoon van een majeur-ladder met veel voortekens is (tonen als bis of fes), of als vanaf de bovenste toon moet worden gerekend.
Een paar 'rekenvoorbeelden':

1a.vraag: benoem dit interval 

Aangezien het lastig is zich de toonsoort Bis groot voor te stellen negeren we het kruis in eerste instantie. b-a is een klein septime: b-ais zou een groot septime zijn, aangezien ais in B-groot voorkomt; b-a is een halve toon kleiner - dus een klein septime. Bis-a is dus een verminderd septime, want nog een halve toon kleiner dan het klein septime b-a

voorbeeld 61
1b.vraag: benoem dit interval

De toon fis maakt geen deel uit van de majeurladder op as. Het interval as-f komt wel voor in As groot, en is dus een grote sext. Door verhoging van de F wordt het interval een halve toon groter dan deze grote sext: as-fis is dus een overmatige sext. 

voorbeeld 62
2a.vraag: noteer een verminderd septime onder bes. 

Eerste stap: noteer de noot met de goede beginletter (een 'willekeurig' septime onder bes), de toon c.
Volgende stap: we stellen vast dat c-bes een klein septime is: c-b is immers en groot septime (de toon b komt voor in C groot). Een verminderd septime is een halve toon kleiner dan een klein septime, dus: cis-bes. (zie voorbeeld 63a.) 

2b.vraag: Noteer een overmatige sext onder d. 

Eerste stap: noteer de noot met de goede beginletter (een 'willekeurige' sext onder d): de toon f. 
Volgende stap: we stellen vast dat f-d een grote sext is (de toon d komt voor in F groot). Een overmatige sext is een halve toon groter dan een grote sext, dus: fes-d (zie voorbeeld 63b.) 

voorbeeld 63
Intervallen groter dan het octaaf worden samengestelde intervallen genoemd, omdat ze
altijd te herleiden zijn tot een interval kleiner dan het octaaf (zie voorbeeld 2 op pag.6). Zulke intervallen functioneren in de muziek eigenlijk op dezelfde manier als de overeenkomstige intervallen binnen het octaaf. Zo zouden we naar aanleiding van voorbeeld 14 (het thema van Mozart, Sonate KV 331) kunnen stellen dat boven- en onderstem in parallelle tertsen bewegen. Bij de analyse van stukken (en bij harmonie) maakt men eigenlijk vrijwel uitsluitend gebruik van de none (9) en het decime (10); intervallen groter dan een decime worden vaak weer kwart, kwint etc. genoemd (of: .kwart+octaaf, kwint+octaaf enz.). 

Uit het feit dat verschil wordt gemaakt tussen intervallen groter en kleiner dan een octaaf blijkt dat het octaaf een bijzondere rol speelt: eigenlijk is een octaaf geen 'echt' interval; als we twee tonen in octaaf-afstand horen, nemen we in feite twee keer dezelfde toon waar, alleen in een ander register. Daarom is dus bijvoorbeeld een decime in feite een terts, waarbij de hoogste toon zich in een hoger register bevindt. 

Het octaaf is ook bepalend voor het feit dat intervallen elkaars omkering zijn: intervallen kleiner dan een octaaf worden omgekeerd door de bovenste toon een octaaf naar beneden, of de onderste toon een octaaf naar boven te verplaatsen. Men kan de sext het omkeringsinterval van de terts noemen, het septime van de secunde, enz. Voorbeeld 64 laat zien welke intervallen elkaars omkering zijn: 

voorbeeld 64
omkering van intervallen 
Het 'getal' van een interval plus het 'getal' van zijn omkering is samen altijd 9: 
 
1 2 3 4 5 6 7
7 6 5 4 3 2 1
______________________________+
9 9 9 9 9 9 9

De omkering van een rein interval is altijd een (ander) rein interval. Voor de overige intervallen geldt dat omkering ook de grootte van het interval doet omkeren: 
groot
<--->
klein
klein
<--->
 groot
overmatig
<--->
verminderd
verminderd
<--->
overmatig

Een paar voorbeelden: 

voorbeeld 65
omkering van intervallen 
Aangezien omkering van een interval het gevolg is van octavering van één van de twee tonen vormen een interval en zijn omkering een verwant paar. Dit heeft natuurlijk weer met de rol van het octaaf te maken: We horen bijvoorbeeld een grote terts en een kleine sext als het ware als twee zijden van dezelfde medaille (zie voorbeeld 65b).
Bij omkering van samengestelde intervallen moet één van de tonen twee octaven worden verplaatst. Het 'getal' van het interval plus het 'getal' van zijn omkering is dan samen 16: 
 
 9 10 11 12 13 14 15
 7  6  5  4  3  2  1
______________________________+
16 16 16 16 16 16 16
voorbeeld 66
omkering van samengestelde intervallen 
Men spreekt overigens vaak van omkering als eigenlijk tegenbeweging wordt bedoeld. Dit is een veelgebruikt principe bij melodieën: alle stijgende intervallen worden veranderd in dalende, en omgekeerd. Vaak is het hierbij voldoende als alleen de soort, en niet ook nog de grootte van de intervallen gelijk blijft: Een stijgende grote terts kan dus dan bijvoorbeeld een dalende kleine terts worden enz. (zie voorbeeld 67). Soms blijft ook de grootte van de intervallen onveranderd. Dan is sprake van een 'echte' omkering. Deze wordt ook wel spiegeling genoemd (zie voorbeeld 68).
voorbeeld 67
J.S.Bach: das wohltemperierte Klavier, band I, fuga in fis kl.t.
voorbeeld 68
J.S.Bach: das musikalische Opfer, nr. 6, canon perpetuus