home  > 
muziektheorieanalyse  > inleiding analyse en harmonie > tonaliteit en muzikale structuur
 
b. akkoorden, harmonie; ligging; tonica-drieklank

In de vorige paragaaf  is vrijwel uitsluitend gesproken overde melodie, oftewel het horizontale aspect van het thema van het eerste deel van de sonate in A groot van Mozart < open dit voorbeeld in een apart venster >. Minstens zo belangrijk voor de muzikale structuur, voor spaning en ontspanning, voor het creëren van hoogte- en rustpunten is echter het verticale, de harmonie. Al te diep kan ik hier nu nog niet op ingaan. Maar een paar dingen wil ik toch alvast aanstippen.

Zo lijkt het van belang zich af te vragen hoe harmonie in een muziekstuk tot stand komt. Duidelijk is in ieder geval dat gebruik wordt gemaakt van akkoorden. Een akkoord kan men definiëren als een groep van 3 of meer tonen die als een muzikale eenheid worden gehoord; voor ons gevoel horen deze tonen bij elkaar. Een akkoord is altijd - ook als de tonen na elkaar worden gespeeld - een verticale eenheid. In tonale muziek zijn akkoorden opgebouwd uit tertsen - ze bestaan dus uit een grondtoon, en tenminste de terts en de kwint boven deze grondtoon. 

Eén akkoord, en wel het belangrijkste akkoord van elke toonsoort is hierboven al genoemd: De tonica-drieklank. De grondtoon van een toonsoort kan worden beschouwd als melodisch doel, als rust- en (meestal) eindpunt; de tonica-drieklank vormt het harmonische rustpunt. De tonica-drieklank fungeert meestal niet alleen als eindpunt, maar ook als beginpunt van de harmonische ontwikkeling in een muziekstuk.

Een drieklank bestaat uit een terts en een kwint boven een grondtoon. Als de grondtoon van de drieklank onderin ligt spreken we van een grondligging. Zo'n grondligging kan echter verschillende gedaantes aannemen:

  • in voorbeeld 10a staat de eenvoudigste vorm: terts en kwint zo dicht mogelijk boven de grondtoon
  • iets gecompliceerder is het akkoord aan het begin van maat 1 in het Mozart-thema (zie voorbeeld 10b): de tonen liggen boven elkaar in de volgorde (van beneden naar  boven) a - e - cis; toch is ook dit akkoord in grondligging. Door de andere verdeling van de tonen ligt niet de kwint, maar de terts bovenin: dit wordt aangeduid met het begrip tertsligging (het akkoord in voorbeeld 10a is dus in kwintligging). Tussen de tonen zoals Mozart ze schrijft zitten als het ware 'gaten': er zouden namelijk nog een cis en een a tussenpassen. Dit noemt men wijde ligging - het akkoord in voorbeeld 10a is daarentegen in nauw ligging
  • ook in het tonica-akkoord aan het eind van maat 8 in het Mozart-thema  ligt de grondtoon onderin; het akkoord is dus in grondligging (zie voorbeeld 10c). De bovenste toon is echter óók de grondtoon. In dit geval (dus: als de grondtoon van een akkoord bovenin ligt) spreekt men van octaafligging (en niet van grondligging - dit zou immers tot onduidelijkheid leiden..).Het akkoord in maat 8/voorbeeld 10c  is bovendien in nauwe ligging - dit ondanks het feit dat er een 'gat' tussen de twee onderste tonen zit - voor het bepalen van de vraag of een akkoord in nauwe of wijde ligging is blijft de bas dus buiten beschouwing. 
voorbeeld 10
a. nauwe ligging  b. wijde ligging (als aan het begin van Mozart: sonate in A groot, vgl. voorbeeld 3) c. octaafligging (als in maat 8 van Mozart: sonate in A groot, vgl. voorbeeld 3
Het is vervelend en soms lastig dat het woord ligging drie verschillende dingen kan beschrijven (namelijk: beschrijving van de bastoon, van de toon in de bovenstem, en van de verdeling van de akkoordtonen). Daarom hieronder een schematische recapitulatie - deze keer in C-groot; rechts naast de notenvoorbeelden staat vermeld om welke ligging het gaat (N.B.: Elk akkoord is dus 3 dingen tegelijk!): 

 
voorbeeld 11
ligging
.

grondligging (grondtoon in de bas), én kwintligging (kwint in de bovenstem), én nauwe ligging (geen 'gaten' tussen de bovenstemmen)
 

.

grondligging, tertsligging, en wijde ligging

.

grondligging,octaafligging, en nauwe ligging

Bij een grond-/octaafligging zijn uiteraard in principe vier tonen nodig om een drieklank volledig te maken (omdat in dit geval de grondtoon twee keer voorkomt, dus wordt verdubbeld); bij het slotakkoord van het Mozart-thema (maat 18 < open dit voorbeeld in een apart venster >) blijkt echter dat een drieklank ook met slechts twee verschillende tonen weergegeven kan worden: de kwint (de toon e) ontbreekt, het akkoord is dus onvolledig. Bij een onvolledig akkoord wordt meestal de kwint weggelaten: de kwint is namelijk veel minder karakteristiek dan de terts; we kunnen hem er als het ware gemakkelijk 'bijdenken'. 

Aan het begin van maat 9 in het Mozart-thema is te zien dat de tonen van een akkoord ook na elkaar kunnen verschijnen; ons gehoor vat ze desondanks op als een verticale eenheid. In zo'n geval spreekt men van een gebroken akkoord; met name als dit 'breken' snel gebeurt spreekt men ook wel van arpeggio
voorbeeld 12
gebroken akkoord  (als in maat 9 van Mozart: sonate in A groot, vgl. voorbeeld 3
Ook in melodieën wordt veelvuldig gebruik gemaakt van (gebroken) akkoorden: zo is in maat 11 van het Mozart-thema niet alleen sprake van een tonica-drieklank op de eerste tel  maar ook van een drieklanksbreking in de melodie: 
voorbeeld 13
gebroken akkoord  (als in maat 13 van Mozart: sonate in A groot, vgl. voorbeeld 3
De tonen van een akkoord kunnen dus simultaan (tegelijkertijd) of na elkaar verschijnen. Op vergelijkbare manier is ook een onderscheid te maken tussen horizontale en verticale (simultane) intervallen; soms wordt dit verschil ook aangeduid met de begrippen melodisch interval en harmonisch interval

In beide gevallen kan men om intervallen aan te duiden gebruik maken van (arabische) cijfers. Gebruikelijk zijn de cijfers 1-10 (dus tot het decime; daarboven worden vaak weer de cijfers 4, 5, enz. gebruikt - maar ok de cijfers 11-14 komen wel voor). Vaak is het verhelderend op de intervallen tussen verschillende stemmen te letten: zo blijkt bijvoorbeeld dat in het Mozart-thema ( < open dit voorbeeld in een apart venster >) het interval tussen boven- en onderstem tot maat 4 steeds een decime (octaaf+terts) is, wat natuurlijk betekent dat beide stemmen ook horizontaal dezelfde afstanden  afleggen - dit verschijnsel wordt gelijke beweging genoemd. Bij Mozart gaat het om parallelle decimen, wat goed zichtbaar te maken is als we uitsluitend de bas en de bovenstem (de buitenstemmen) noteren, en de middenstemmen weglaten: 

voorbeeld 14
Mozart, sonate in A groot, eerste deel maat 1-4; buitenstemmen (vgl. voorbeeld 3
De beide buitenstemmen samen worden wel Außenstimmensatz  ('buitenstemmen-zetting') genoemd. De buitenstemmen zijn in veel stukken de twee belangrijkste stemmen (waarschijnlijk vooral omdat ze het best hoorbaar zijn); de middenstemmen zijn vaak niet veel meer dan zogenaamde vulstemmen - zij hebben dan geen zelfstandige melodische of harmonische betekenis, maar alleen de taak akkoorden te completeren maken of akkoordtonen te versterken.